M5 Paragraaf 2.1 en 2.2 Gevangenendilemma en Collectieve goederen

Module 5, Hoofdstuk 2:
2.1 en 2.2 Gevangenendilemma & Collectieve goederen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 35 slides, with text slides.

Items in this lesson

Module 5, Hoofdstuk 2:
2.1 en 2.2 Gevangenendilemma & Collectieve goederen

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt beoordelen wanneer er sprake is van een gevangenendilemma
  • Je kunt het gevangendilemma gebruiken om uit te leggen waarom de overheid voor collectieve goederen zorgt

Slide 2 - Slide

Programma

Terugkomen op de vorige les (10 min)
Criteria voor gevangenendilemma & begrippen (10 min)
Beoordelen of sprake is van een gevangenendilemma (15 min)
Gevangenendilemma toepassen op collectieve goederen (met opdrachten) 40 min

Slide 3 - Slide

Welke kaart hoort er niet bij?

Slide 4 - Slide

Welke kaart hoort er niet bij?

Slide 5 - Slide

Klaveren 3 hoort er niet bij, want het is geen Schoppen.
OF
Schoppen 7 hoort er niet bij, want het is niet opeenvolgend.
Er is geen goed antwoord, het gaat om het argument.

Slide 6 - Slide

Omzet
Winst
Kosten
Opbrengsten
Prijsstijging
Prijsdaling
Omzetstijging
Elastische vraag
Bedenk een economische argument waarom een begrip er niet bij hoort.

Slide 7 - Slide

Wist je het nog?
Algemeen: hoe lager (hoger) de prijs  >>  hoe groter (kleiner) de vraag.
Prijselasticiteit: hoe sterk de vraag verandert bij een lagere/hogere prijs. 
Elastische vraag > na prijsdaling hogere omzet door sterke vraagtoename
Inelastische vraag > na prijsdaling lagere omzet door zwakke vraagtoename



Vergelijkbare redenering bij prijsstijging. Hoe gaat die redenering?

Slide 8 - Slide

§ 2.1 Gevangenendilemma
GevangenendilemmaBeide spelers volgen hun eigenbelang. En er ontstaat een evenwicht dat voor beiden ongunstig is.

Waarom heet het een gevangenendilemma? 
Ik lees een tekst voor. Jullie vullen daarbij de opbrengstenmatrix in.




Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

(10 jaar, 10 jaar)

Slide 11 - Slide

(10 jaar, 10 jaar)
(10 jaar, 10 jaar)
(14 jaar, 0 jaar)
(0 jaar, 14 jaar)
(2 jaar, 2 jaar)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Gelijktijdig kiezen

Slide 14 - Slide

Een speler kiest altijd dezelfde actie

Slide 15 - Slide

Er is een andere uitkomst die voor beiden beter is

Slide 16 - Slide

§ 2.1 Gevangenendilemma
GevangenendilemmaBeide spelers volgen hun eigenbelang. En er ontstaat een evenwicht dat voor beiden ongunstig is.

Waarom heet het een gevangenendilemma? 
Ik lees een tekst voor. Jullie vullen daarbij de opbrengstenmatrix in.

Is het inderdaad een gevangenendilemma?




Slide 17 - Slide

Begrippen
Nash-evenwicht
  • Situatie waarin iedere speler zijn beste actie heeft gekozen, gegeven de acties van alle andere spelers.
Dominante actie
  • Actie die een speler altijd kiest.

Slide 18 - Slide

Begrippen
Evenwicht in dominante acties
  • Evenwicht waarbij beide spelers een dominante actie kiezen
Gevangendilemma
  • De uitkomst voor beide spelers is lager als ze voor hun eigenbelang gaan dan wanneer beide spelers voor het gemeenschappelijke belang gaan



Slide 19 - Slide

Weekomzet
Wat is het Nash-evenwicht?

Slide 20 - Slide

Weekomzet
  • Beide dominante strategie?
  • Uitkomst niet optimaal?
  • Gevangenendilemma?

Slide 21 - Slide

Winst
Wat is het Nash-evenwicht?

Slide 22 - Slide

Winst
  • Beide dominante strategie?
  • Uitkomst niet optimaal?
  • Gevangenendilemma?

Slide 23 - Slide

Winst
Wat is het Nash-evenwicht?

Slide 24 - Slide

Winst
  • Beide dominante strategie?
  • Uitkomst niet optimaal?
  • Gevangenendilemma?

Slide 25 - Slide

Winst
  • Beide dominante strategie?
  • Uitkomst niet optimaal?
  • Gevangenendilemma?

Slide 26 - Slide

Begrippen
Collectieve goederen
Goederen waarbij het:
  1.  niet mogelijk is niet-betalende consumenten uit te sluiten van consumptie 
  2. en waarbij de consumptie door de ene consument niet ten koste gaat van de consumptie door een andere consument




Slide 27 - Slide

Begrippen
Externe effecten
Effecten (voor anderen) van de productie van een goed die niet in de prijs van dat goed worden meegenomen.




Slide 28 - Slide

Begrippen
Externe effecten
Effecten (voor anderen) van de productie van een goed dat niet in de prijs van dat goed wordt meegenomen.




Vaak: de samenleving

Slide 29 - Slide

Begrippen
Externe effecten
Effecten (voor anderen) van de productie van een goed dat niet in de prijs van dat goed wordt meegenomen.
  1. Als de kosten van een negatief effect werden meegenomen, zou de prijs hoger zijn
  2. Als de opbrengsten van een positief effect werden meegenomen, zouden kopers meer willen betalen




Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Meeliftgedrag
Door positieve externe effecten komen partijen in een gevangenendilemma.

Het positieve effect van collectieve goederen lokt meeliftgedrag uit. 
Iemand kan profiteren zonder te betalen (van collectieve goederen kan namelijk niemand uitgesloten worden).





Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Huiswerk


Paragraaf 2.1 en 2.2 bestuderen
Maken opdrachten van 2.1 en 2.2

Slide 35 - Slide