Faillissement

Faillissement
Privaatrecht
1 / 25
next
Slide 1: Slide
PrivaatrechtHBOStudiejaar 4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Faillissement
Privaatrecht

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Surseance van betaling wordt door de schuldenaar bij de rechtbank aangevraagd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Surseance van betaling moet door de schuldenaar zelf worden aangevraagd (art. 214 Fw). Het uitstel betreft slechts de concurrente vorderingen (art. 230 lid 1 Fw).


Er wordt pas definitief uitstel van betaling verleend als de concurrente schuldeisers met het uitstel instemmen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Uitstel van betaling is definitief als alle concurrente schuldeisers ermee instemmen. De schuldenaar blijft echter beschikkingsbevoegd. Wel moet hij zijn vermogen samen met een bewindvoerder beheren (art. 228 Fw).
Concurrente schuldeisers kunnen zich op het gehele vermogen van de failliet verhalen?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Concurrente schuldeisers hebben allemaal recht op de voldoening van een gelijk percentage van hun vordering (art. 3:277 BW). Daarbij kunnen de schuldeisers zich op het gehele vermogen van de failliet verhalen (art. 3:276 BW). 
Concurrente schuldeisers komen voor de schuldeisers met een door de wet erkende reden van voorrang
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Concurrente schuldeisers komen na de schuldeisers die een door de wet erkende reden voor voorrang hebben (art. 3:277 lid 1 slot, 278, 279, 280 en 281 BW)
Welke van de volgende schuldeisers is geen postconcurrente schuldeiser?
A
Hypotheekhouder
B
Commanditaire vennoot
C
Beherende vennoot van een vof
D
aandeelhouder bv

Slide 6 - Quiz

Postconcurrente schuldeisers komen pas in aanmerking voor uitkering nadat alle andere crediteuren, inclusief de concurrente, zijn voldaan. Postconcurrente schuldeisers zijn de beherende vennoten van een vennootschap onder firma en een cv, de commanditaire vennoot en aandeelhouders van een rechtspersoon. De hypotheekhouder is een separatist en geen postconcurrente schuldeiser.
Waardoor eindigt een faillissement?
A
Het verbindend worden van de slotuitdelingslijst
B
Het instellen van hoger beroep tegen het faillissementsvonnis
C
de staat van insolventie
D
de aanbieding van een faillissementsakkoord

Slide 7 - Quiz

Een faillissement eindigt aan het eind van de executoriale fase, waarin de goederen uit de boedel in het openbaar worden verkocht (art. 176 Fw) en de opbrengst daarvan door middel van zogenoemde uitdelingslijsten onder de geverifieerde schuldeisers wordt verdeeld (art. 179, 180 en 193 Fw). Als de laatste uitdelingslijst, de slotuitdelingslijst, verbindend is geworden, eindigt het faillissement.
In het faillissement van Arti bv is de staat van insolventie aangebroken.
Wat betekent dat?
A
Er is een gebrek aan bater
B
Het einde van de conservatoire fase is aangebroken.
C
Het faillissement is geëindigd
D
De schuldenaar is opgehouden te betalen

Slide 8 - Quiz

Na de verificatievergadering breekt de staat van insolventie aan. Daarmee komt een einde aan de eerste fase van het faillissement, de conservatoire fase, en breekt de tweede fase aan, de executoriale fase
Concurrente schuldeisers kunnen zich op bepaalde vermogensbestanddelen van de failliet verhalen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Concurrente schuldeisers hebben allemaal recht op de voldoening van een gelijk percentage van hun vordering (art. 3:277 BW). Daarbij kunnen de schuldeisers zich op het gehele vermogen van de failliet verhalen (art. 3:276 BW). 
Is een pandhouder een postconcurrente schuldeiser?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quiz

Postconcurrente schuldeisers komen pas in aanmerking voor uitkering nadat alle andere crediteuren, inclusief de concurrente, zijn voldaan. Postconcurrente schuldeisers zijn de beherende vennoten van een vennootschap onder firma en een cv, de commanditaire vennoot en aandeelhouders van een rechtspersoon (art. 2:23b BW). De hypotheekhouder en de pandhouder zijn separatist en geen postconcurrente schuldeiser. 
Wat is juist ten aanzien van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen?
A
De regeling wordt op verzoek van de schuldenaar door de rechtbank verleend
B
De regeling is niet meer van toepassing zodra het faillissement van de schuldenaar is aangevraagd
C
De regeling wordt door de schuldeisers aan de schuldenaar aangeboden
D
De regeling heeft tot gevolg dat de schuldenaar volledig beschikkingsonbevoegd wordt ten aanzien van zijn vermogen

Slide 11 - Quiz

De schuldsaneringsregeling wordt op verzoek van de schuldenaar door de rechtbank verleend. Als er al een aanvraag voor faillissement mocht zijn ingediend, gaat de schuldsaneringsregeling voor (art. 3 en 3a Fw). De schuldenaar wordt weliswaar ten aanzien van de goederen uit de boedel beschikkingsonbevoegd, maar hij mag wel zelfstandig rechtshandelingen verrichten (art. 296 Fw).


Wat is vereist voor een geldig ontslag door de curator van de vijf werknemers van een failliete onderneming?
A
Een opzeggingstermijn van 6 weken
B
Een afvloeiingsregeling
C
Een ontslagvergunning
D
Een melding van het voorgenomen ontslag bij UWV, de vakbonden en de ondernemingsraad

Slide 12 - Quiz

De arbeidsovereenkomst kan door de werknemer en door de curator worden opgezegd. Deze laatste moet zich daarbij houden aan de wettelijke opzeggingstermijnen. In ieder geval kan hij een arbeidsovereenkomst beëindigen met een opzeggingstermijn van zes weken (art. 40 Fw). Een ontslagvergunning van het UWV of een ontbindingsvonnis van de kantonrechter is niet vereist.
Wat zijn voor een failliet de gevolgen van een faillietverklaring?
A
Handelingsonbekwaam
B
beschikkingsonbevoegd en inningsonbevoegd
C
Handelingsonbevoegd

Slide 13 - Quiz

Als iemand failliet wordt verklaard, komt er een algemeen beslag op zijn vermogen te liggen. De failliet wordt beschikkings- en inningsonbevoegd. Hij blijft wel handelingsbekwaam. Dit betekent dat hij nog wel rechtshandelingen kan verrichten. 


De rechtbank verleent Nico Beekman uitstel van betaling van vorderingen van zijn concurrente schuldeisers.
Van welke insolventieprocedure is sprake?

A
surseance van betaling
B
schuldsanering natuurlijke personen
C
faillissement

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Jef Barends heeft de badkamer van Tineke IJsseldijk verbouwd voor €18.000. IJsseldijk betaalt de rekening niet. Barends komt er na informatie ingewonnen te hebben achter dat hij niet de enige schuldeiser van IJsseldijk is. IJsseldijk gaat vervolgens failliet.
Wat voor vordering heeft Barends?
A
Algemeen voorrecht
B
Bijzonder voorrecht
C
Boedelschuld

Slide 15 - Quiz

Barends heeft een bijzonder voorrecht. een vordering wegens bearbeiding van een zaak uit hoofde van een overeenkomst van aanneming, is (onder voorwaarden) op die zaak bevoorrecht. Hij gaat vóór de andere schuldeisers bij de verdeling van de executieopbrengst van het huis van IJsseldijk (art. 3:285 BW)
algemeen voorrecht bijv. curator/personeel
Antonio Machado kan zijn schulden niet meer betalen en wordt om die reden dan ook failliet verklaard. Een van de schuldeisers is de H-Bank, die een hypotheekrecht heeft op het huis van Machado. De H-Bank maakt in het faillissement van Machado gebruik van het recht van parate executie.
Wat voor schuldeiser is de H-Bank?
A
Separatist
B
concurrente schuldeiser
C
bevoorrechte schuldeiser

Slide 16 - Quiz

De hypotheekhouder kan zijn recht van parate executie ook in faillissement uitoefenen (art. 3:268 BW). Hij kan dat doen onafhankelijk van het faillissement. Hij is separatist (art. 57 Fw)
Als er verschillende voorrechten op eenzelfde goed rusten, wordt hun rangorde bepaald door het moment van het ontstaan van de vordering
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Meerdere vorderingen op hetzelfde goed worden naar rato over de schuldeisers verdeeld (art. 3: 281 lid 1 BW).
De kosten van executie gaan voor pand en hypotheek
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer eindigt de conservatoire fase in het faillissement?
A
Bij de staat van insolventie
B
bij het verbindend worden van de slotuitdelingslijst

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke bewering is juist ten aanzien van de staat van insolventie?
A
Het houdt in dat er een gebrek aan baten in
B
Het luidt het einde van de conservatoire fase in
C
Doet het faillissement eindigen

Slide 20 - Quiz

Na de verificatievergadering breekt de staat van insolventie aan. Daarmee komt een einde aan de eerste fase van het faillissement, de conservatoire fase.


Welke bewering is juist ten aanzien van een faillissementsakkoord?
A
Het werkt alleen tegenover de failliet en de concurrente schuldeisers
B
Het heeft tot gevolge dat de schulden van de failliet worden kwijtgescholden
C
Het wordt door de concurrente schuldeisers aan de failliet aangeboden

Slide 21 - Quiz

Een faillissementsakkoord betreft alleen de concurrente vorderingen, aangezien de wet de volledige voldoening van de faillissementskosten en de bevoorrechte vorderingen eist (art. 163 Fw). Na homologatie van het akkoord wordt het niet betaalde percentage van de concurrente vorderingen een natuurlijke verbintenis. Dit houdt in dat de schuldeisers geen vorderingsrecht meer hebben, maar dat de schuldenaar bevoegd blijft om de schuldeisers vrijwillig te betalen.
Als iemand niet meer in staat is de vorderingen van zijn schuldeisers te voldoen, kan een faillissement worden aangevraagd.
A
Waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Als een schuldenaar niet meer in staat is de vorderingen van zijn schuldeisers te voldoen, kan er aanleiding zijn het faillissement aan te vragen.
Een faillissement heeft niet tot gevolg dat eerder gelegde bijzondere beslagen vervallen
A
Waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Een faillissement heeft tot gevolg dat schuldeisers samen zullen moeten delen. Reeds gelegde bijzondere beslagen van schuldeisers vervallen (art. 33 Fw).
schuldeisers hebben na de opbrengst van de executie onderling een gelijk recht een even groot deel te krijgen van het beschikbare bedrag
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Schuldeisers hebben onderling een gelijk recht om na voldoening van de kosten van executie, uit de netto-opbrengst van de goederen van hun schuldenaar te worden voldaan naar evenredigheid van ieders vordering
Waardoor eindigt de executoriale fase in een faillissement?
A
De opheffing wegens de toestand van de boedel
B
de staat van insolventie
C
het verbindend worden van de slotuitdelingslijst

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions