incontinentie



Hulp bieden bij 
incontinentie
1 / 30
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson



Hulp bieden bij 
incontinentie

Slide 1 - Slide

Wat is incontinentie

  • Is onwillekeurig verlies van urine of ontlasting
  • Incontinentie van urine komt vaker voor dan incontinentie van ontlasting
  • één op de 20 mensen lijdt aan een of ander vorm van incontinentie
  • urine-incontinentie komt niet alleen bij ouderen voor.
  • urine-incontinentie komt veel vaker voor bij vrouwen dan bij mannen

Slide 2 - Slide

Wat is incontinentie

  • Is onwillekeurig verlies van urine of ontlasting
  • Incontinentie van urine komt vaker voor dan incontinentie van ontlasting
  • één op de 20 mensen lijdt aan een of ander vorm van incontinentie
  • urine-incontinentie komt niet alleen bij ouderen voor.
  • urine-incontinentie komt veel vaker voor bij vrouwen dan bij mannen

Slide 3 - Slide

Incontinentie = 
cliënt kan urine of ontlasting niet ophouden
    
   Oorzaken kunnen zijn;
  • een operatie.
  • verzwakte bekkenbodemspieren
  • niet(meer) voelen van de prikkel.
  • door een beperking bij   b.v.  dementie /hersenletsel;   niet meer begrijpen of geen aandrang voelen.
  • toilet niet meer kunnen vinden
  • kleding niet meer kunnen uit doen

Slide 4 - Slide

Bij wie kan incontinentie voorkomen?
A
Kinderen
B
Volwassenen
C
Ouderen
D
Iedereen

Slide 5 - Quiz


Risico's en gevolgen bij incontinentie.
Urine en feces beschadigen de huid 
doordat deze o.a. zouten en zuren bevatten.



  •  roodhuid 
  • het vocht weekt de huid en kwetsbaar.
  • oppervlakkige huidlaag gaat stuk
  • risico op infectie door bacteriën

Slide 6 - Slide

tips voor goede continentiezorg
  •  Kies de juist maat per persoon. S, M, L, XL,XXL.
  • welk absorptievermogen is nodig.
  • urine indicator geeft aan wanneer het tijd is om te verwisselen.
  • bij inleggers, goed sluitend ondergoed of Fix stretchbroekjes gebruiken.
  • altijd een plasgoot vouwen.
  • Verband moet goed aansluiten in de liezen

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Benodigdheden

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Je kan de opvangcapaciteit van een inco-broekje vergroten
door er een extra inlegger in te doen.
timer
0:30
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Hoe vaak incontinentie materiaal verschonen?

Ieder 4 a 6 uur

Slide 17 - Slide

Incontinentie gerelateerde dermatitis

Slide 18 - Slide

Verzorging bij incontinentie



  • goede huidverzorging
  • goede hygiëne
  • het bed beschermen met celstofmatje of een absorberend steeklaken

Slide 19 - Slide

Beroepshouding
  • Privacy
  • Begrip voor schaamte gevoelens
  • Zelfzorg stimuleren
  • Benodigdheden binnen bereik
  • Bel

Slide 20 - Slide

Zijn er nog vragen

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Bij wie kan incontinentie voorkomen?
A
Kinderen
B
Volwassenen
C
Ouderen
D
Iedereen

Slide 23 - Quiz

Wat betekent incontinent zijn
A
Dat je ontlasting heel hard is.
B
Dat je niet kunt plassen.
C
Dat je niet kunt plassen en ontlasten.
D
Dat je geen controle hebt over je sluitspieren

Slide 24 - Quiz

Je kan de opvangcapaciteit van een inco-broekje vergroten
door er een extra inlegger in te doen.
timer
0:30
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Een verhoogde urineproductie kan veroorzaakt worden door:
A
nieraandoening
B
diabetes mellitus
C
dementie
D
MS

Slide 26 - Quiz

Iemand die incontinent is, heeft een groter risico op:


A
vereenzaming, isolement
B
uitdroging
C
bacteriële infecties
D
huidproblemen zoals smetten of decubitus

Slide 27 - Quiz

Bij wie kan incontinentie voorkomen?
A
Kinderen
B
Volwassenen
C
Ouderen
D
Iedereen

Slide 28 - Quiz

Welk incontinentiemateriaal bestaat er nog meer naast de inleggers en broekjes?
A
Inlegkruisjes en maandverband
B
Incontinentiebedmatjes, speciale badkleding
C
urinaal, po
D
Hydrofiel doeken

Slide 29 - Quiz

troebele urine kan duiden op
A
teveel bier gedronken hebben
B
nierstenen
C
diabetes
D
mogelijke ontsteking

Slide 30 - Quiz