Ontstaan kloosters en missionarissen

Monniken en Ridders
                   Vroege middeleeuwen   500 - 1000 n.chr  (6e t/m 10e eeuw) 
 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, k, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Monniken en Ridders
                   Vroege middeleeuwen   500 - 1000 n.chr  (6e t/m 10e eeuw) 
 

Slide 1 - Slide

Deze les
Ontstaan van kloosters
& Missionarissen

  • Herhaling vorige les
  • Leer je hoe belangrijk het Christendom was 
  • Leer je hoe het Christendom verspreidde over Europa
  • Leer je waaraan je personen kan herkennen
  • Leer je de begrippen missionaris, kloosters, monnik, non en abt

Slide 2 - Slide

Wat betekent het begrip

'standensamenleving'

A
Een samenleving waarin de bevolking in dezelfde groepen of standen is opgedeeld
B
Een samenleving waarin de bevolking in verschillende groepen of standen is opgedeeld

Slide 3 - Quiz

 Geestelijken
Edelen
Boeren
Bidden
Vechten
Werken

Slide 4 - Drag question

Waar of niet waar?

'Je kan niet van stand wisselen, je leven lang hoor je in dezelfde stand'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Christendom in de middeleeuwen
Rond 500 na Christus een einde kwam aan het Romeinse rijk veranderde er ontzettend veel. 

Veranderingen: 
  • Landbouw-stedelijk                Landbouwsamenleving
  • Strijdt om de macht in Europa tussen leiders

Slide 6 - Slide

Historische vaardigheden
Continuïteit en verandering


Continuïteit: Als er géén verandering is, maar iets juist hetzelfde blijft
Discontinuïteit/veranderingAls er verandering is, als iets anders gaat.

Slide 7 - Slide

Christendom in de middeleeuwen
Christendom was een staatsgodsdienst geworden in het Romeinse rijk. Veel leiders waren Christelijk geworden en de meesten besloten dat niet te veranderen.

Continuïteit: 
  • Het geloof bleef hetzelfde in Europa (Katholiek

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Christendom in de middeleeuwen
De meeste mensen konden niet schrijven in de vroege middeleeuwen. Zelf koningen niet. Bijv. Karel de Grote. 

Geestelijken konden dat wel: 
  • Kennis bewaren en doorgeven
  • Bijbel vertalen 
  • Lesgeven / preken in de kerk.



Slide 10 - Slide

Feitje van de week
Monnik: Een geestelijke (man) die in een klooster woont.

Met de hand boeken kopiëren en bij elke fout opnieuw 
beginnen. Monniken hadden deze taak. 

Monnikenwerk: Werk dat veel geduld en tijd kost.
  • Zeer kostbaar.
  • Tijdrovend. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Christendom in de middeleeuwen
Monniken leefden in kloosters. Rondom kloosters gingen mensen wonen, dit was ook een domein. 

Klooster: Een gebouw waar monniken of nonnen bij elkaar wonen.
Non: Een geestelijke (vrouw) die in een klooster woont.
Abt: De baas van een klooster.

Slide 13 - Slide

Binnenplaats
Kerk
School waar les wordt gegeven aan andere monniken en kinderen van Edelen. 
Bibliotheek 

Begraafplaats waarover de zegen van een priester is uitgesproken (Gewijde grond) 
Schijfzaal
Rondom de binnenplaats zaten slaapruimtes voor monniken
Eetzaal 
Akkers van de monniken waar horige op werken 
Boerderije van een horige gebonden aan het land van het klooster

Slide 14 - Slide

De verspreiding van het 
christendom.


De paus wilde graag dat het christendom verder verspreid zou worden door Europa.

missionaris: Een monnik die naar een ander gebied is gestuurd door de kerk om mensen te bekeren tot het christendom. 

Slide 15 - Slide

Bekeren van de Germanen
De Germanen geloven in hun eigen goden, Germaanse stammen die al met de Romeinen in aanraking waren gekomen bekeerden zich al snel tot het christendom.

stammen die dit niet waren moesten 
daarbij geholpen worden, 
ze moesten bekeerd worden.


Slide 16 - Slide

De Franken 
De Franken wareb een volk en leefden in het gebied wat nu Frankrijk is. Zij werden christen nadat hun Koning zich in 496 katholiek liet dopen. 


Franken behoorden tot het deel van de 
christenen dat de paus gehoorzaamde.

Slide 17 - Slide

de Friezen
De Friezen was een Germaanse volk en geloofden niet in het christendom. Friezen in Nederland met hun Germaanse goden stonden erom bekend dat ze moeilijk te bekeren waren.


Slide 18 - Slide

De verspreiding van het 
christendom.


De meest bekende missionarissen zijn Willibrord en Bonifatius

Hoe dat ging en wie ze zijn kan je zien 
in de filmpjes aan het einde van de les. 

Slide 19 - Slide

Willibrord
  • Komt in 690 vanuit Engeland naar het gebied van de Friezen.
  • Wil de Friezen bekeren maar dit lukt niet zo goed. Christendom hoort bij de Franken en daar willen de Friezen niets van weten.
Bekeren: zorgen dat iemand een andere 
godsdienst of mening gaat aanhangen.

Slide 20 - Slide

Bonifatius
  • 716 vanuit Engeland voor een tweede poging
  • omhakken van heilige bomen van de Germanen
  • vermoord bij Dokkum in 754

Slide 21 - Slide

De verspreiding van het 
christendom.


Karel de Grote was koning van het Frankische rijk en heeft veel gebieden veroverd, ook Nederland. Karel was christelijk en dwong al zijn onderdanen om dat ook te worden.

Slide 22 - Slide

Waar of niet waar?

In de middeleeuwen kon iedereen lezen en schrijven.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 23 - Quiz


Wat betekent monnikenwerk?
A
Werk dat weinig tijd kost
B
Werk dat heel weinig versiering heeft
C
Werk dat veel geduld en tijd kost
D
Gewoon werk.

Slide 24 - Quiz

-Wie is wat? 

Verbind de uitspraken en titel bij het juiste plaatje.
Monnik
Non
Paus
Priester

Slide 25 - Drag question


Wat is een abt?
A
De baas van een klooster
B
Non
C
De baas van een kerk
D
Missionaris

Slide 26 - Quiz


Door welke mensen werd het christendom verspreid?
A
Monniken
B
Nonnen
C
Priesters
D
Missionarissen

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Opdrachten van de week
Maak de werkdoelen bij:
  • Ontstaan van kloosters
  • Missionarissen

Beantwoorde criteria in je schrift
(verschillend per kleur) 

Slide 30 - Slide

Aan de slag! 
  •       Ga naar de learning portal en maak de opdrachten. Beantwoord de criteria die hoort bij het leerdoel in je schrift

se se Je mag zachtjes samenwerken. Je maakt wel je eigen werk. Hierbij mag je muziek luisteren.

            Als je klaar bent, dan laat je je werk zien voor feedback.

Slide 31 - Slide