3+4 Herhaling grammatica

Vak: Nederlands
Hoofdstuk:  Grammatica
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk:  Grammatica
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- Weet je hoe je het werkwoordelijk gezegde, het zelfstandig naamwoord en de lidwoorden in een zin vindt
- kun je zinnen in zinsdelen verdelen
- weet je hoe je het onderwerp in de zin vindt. 

Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Realiseert een oplossing volgens plan.
- Formuleert criteria voor de oplossing. 

Slide 2 - Slide

1. Lesopening

Pak je boek van Nederlands en laat deze nog even dicht op tafel liggen.

Slide 3 - Slide

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- weet je hoe je het lijdend voorwerp vindt in een zin
- kun je het ww, lw, znw, bnw en vz vinden in een zin
- kun je het meewerkend- en persoonlijk voornaamwoord vinden in een zin
- Weet je wat het bezittelijk voornaamwoord is

Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Realiseert een oplossing volgens plan.
- Formuleert criteria voor de oplossing. 

Slide 4 - Slide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): 


We hebben geen mini-check voor deze les.

Slide 5 - Slide

Meewerkend voorwerp
AAN/VOOR wie + WWG + OND + LV ?

De makelaar geeft de sleutels aan de nieuwe bewoner.
Kan je 'aan' weglaten' ?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Lisa schonk een duur horloge aan haar vriend.
MV =
A
aan haar vriend
B
Lisa
C
schonk
D
een duur horloge

Slide 8 - Quiz

bouwplan
Mijn moeder
viert
haar verjaardag
waar?
wanneer?

Slide 9 - Slide

Wél of geen lijdend voorwerp
Een zin heeft alleen een                  
                                                 als je antwoord kunt geven op de vraag:

Wie of wat
+
gezegde
+
lijdend voorwerp
onderwerp

Slide 10 - Slide

hoeveelheden   
maten                          zijn nooit lijdend voorwerp
gewichten
afstanden   

Slide 11 - Slide

Roy drinkt iedere dag een glas melk.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Voorzetsels
Voorzetsels zijn kleine woordjes die dikwijls voor een zelfstandig naamwoord staan.

Enkele voorbeelden van voorzetsels: in, op , voor, naast, met, langs, boven, om, naar, achter, bij, aan, in, over, uit, door, onder en van. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

LIDWOORD

Er zijn drie lidwoorden:

- de

- het ('t)

- een ('n)

Slide 16 - Slide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD

Woorden voor:



mensen

dieren

planten/natuurverschijnselen

dingen/gevoel

(eigen) namen

Slide 17 - Slide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD





- heeft meestal een enkelvoud en een meervoud

(vriend - vrienden)

- kan vaak klein of groot gemaakt worden

(taart - taartje)

- staat vaak met een lidwoord geschreven

(de klas, een boek, het paard)

Slide 18 - Slide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Slide 19 - Slide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD VAN EEN WERKWOORD


 (verven) - het geverfde huis

(ontdooien) - de ontdooide maaltijd

(ontwerpen) - het speciaal ontworpen toestel

Slide 20 - Slide

Zinsontleding: hoe moest het ook alweer? 
1. Zoek de persoonsvorm
(zin vragend maken / tijdproef)
2. Zoek het wwg
(alle werkwoorden in de zin bij elkaar zetten)
3. zoek het onderwerp
(vraag: wie/wat + wwg)
4. Zoek het lijdend voorwerp
(vraag: wie/wat + wwg + onderwerp)

Slide 21 - Slide

een voorbeeld:
Mijn vader repareert vanmiddag mijn lekke band. 
PV = repareert
wwg = repareert
ond = (wie repareert?)  Mijn vader
lv = (wat repareert mijn vader?) mijn lekke band

Slide 22 - Slide

voornaamwoorden
Voornaamwoorden zijn woorden die verwijzen naar personen, dieren of zaken.
In dit blok leren we over:
    - persoonlijke voornaamwoorden
  - bezittelijke voornaamwoorden

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

6. Zelfstandig werken
LJ1 + LJ2: Je maakt nu zelfstandig het werkblad.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na
Daarna ga je in stilte lezen.
timer
1:00

Slide 26 - Slide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?
Heb je nog vragen voor de toets?


Slide 27 - Slide

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?
Heb je nog vragen voor de toets?
                    

Slide 28 - Slide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Donderdag 30 maart
Werkbladen af

Huiswerk LJ2: 
Donderdag 30 maart
Werkbladen af
Toetsen LJ1: 
Woensdag 5 april
SO Spelling blok 3 + 4

Toetsen LJ2: 
Woensdag 5 april
SO Spelling blok 3 + 4

Slide 29 - Slide