les 20 bijvoeglijk naamwoord

bijvoeglijk naamwoord
Het boek is dik.
Het dikke boek.
een dik boek

Het raam is vuil
Het vuile raam
een vuil raam
1 / 23
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

bijvoeglijk naamwoord
Het boek is dik.
Het dikke boek.
een dik boek

Het raam is vuil
Het vuile raam
een vuil raam

Slide 1 - Slide

De fiets is mooi

de ........ fiets
A
mooi
B
mooie

Slide 2 - Quiz

Het kind is lief.

Het ...........kind
A
lief
B
lieve

Slide 3 - Quiz

De fles is vol.

De .........fles
A
volle
B
vol

Slide 4 - Quiz

Het kopje is geel.

het ....... kopje
A
gele
B
geel
C
geele

Slide 5 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord.
De grijze tas
A
de
B
grijze
C
tas

Slide 6 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

de dure jas.
A
dure
B
de
C
jas

Slide 7 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Het gezellige feest.
A
feest
B
het
C
gezellige

Slide 8 - Quiz

de muur is hard.
De ........ muur.

Slide 9 - Open question


Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Temperatuur
B
aarde
C
is
D
zorgelijk

Slide 10 - Quiz


Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
mooie, lieve, rare
B
lamp, fiets, plant
C
op, achter, naast
D
de, het, een

Slide 11 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 12 - Quiz

Bijvoeglijk 
naamwoord

Slide 13 - Mind map

Wat is het juiste bijvoeglijk naamwoord?
A
Een katoen pop
B
Een katoene pop
C
Een katoenen pop
D
Een katoenenen pop

Slide 14 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

de rode deur.
A
de
B
rode
C
deur

Slide 15 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De gouden ring

A
gouden
B
ring
C
De
D
Staat er niet in

Slide 16 - Quiz

Welk woord is een bijvoeglijke naamwoord?
A
Meisje
B
Mooi
C
Kleur
D
Technische

Slide 17 - Quiz

De roestige spijkers werden uit de plank gehaald.
Bijvoeglijknaamwoord
A
roestige
B
spijkers
C
plank
D
gehaald

Slide 18 - Quiz

Bijvoeglijk 
naamwoord

Slide 19 - Mind map

is auto een bijvoeglijk naamwoord
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
lange
B
zitten
C
ramen
D
drinken

Slide 21 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De grote auto
A
grote
B
auto
C
De
D
Staat er niet tussen

Slide 22 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Daar is het leuke meisje.
A
Daar
B
het
C
leuke
D
meisje

Slide 23 - Quiz