Module 3, Hoofdstuk 1.1

Participatie Module 3
Hoofdstuk 1: Participatie bij vrije tijd
Vandaag: 1.1 "Ken de cliënt"
Dagbesteding 6.1 t/m 6.3
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DagbestedingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Participatie Module 3
Hoofdstuk 1: Participatie bij vrije tijd
Vandaag: 1.1 "Ken de cliënt"
Dagbesteding 6.1 t/m 6.3

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 1: Participatie bij vrije tijd
1.1 "Ken de cliënt"

Na deze les weet je: 
  • wat het verschil is tussen de belevingswereld en leefwereld van de cliënt
  • hoe je de interesses van je cliënten onderzoekt, én
  • hoe je dit concreet gaat omzetten in doelen

Slide 2 - Slide

Hoe vul jij je vrije tijd?
timer
0:30

Slide 3 - Open question

Belevingswereld en leefwereld
Mensen hebben een binnenwereld en een buitenwereld:

Binnenwereld = belevingswereld:
  • gevoelens, gedachten, verlangens

Buitenwereld = leefwereld:
  • sociale omstandigheden (familie, vrienden)
  • culturele omstandigheden (tradities, geloof, omgangsregels)
  • economische omstandigheden + woonsituatie (inkomen, werk, schulden)
  • gezin/opvoeding

Slide 4 - Slide

Welke van deze omstandigheden kun je koppelen aan jouw vrijetijdsbesteding?

Slide 5 - Open question

Leer je cliënten kennen!
Uitgangspunt: praat hier over met de cliënt zelf, of iemand anders die dit namens de cliënt kan verwoorden!

  • stel open vragen, zoals:
    "Wat vind je leuk om te doen?", of
    "Waar heeft u goede herinneringen aan?"

  • stimuleer cliënten om (samen) te kijken/zoeken naar activiteiten (prikborden, internet, enz.)


Slide 6 - Slide

Doelen bepalen
Door een doel te bepalen vergroot je de kans dat men er écht mee aan de slag gaat! 

Mogelijke doelen bij vrijetijdsbesteding van je cliënten: 
  • ontspanning creëren
  • inspanning creëren
  • fitter worden
  • dag- of weekstructuur vinden
  • afleiding zoeken
  • iets nieuws proberen

Slide 7 - Slide

Doelen formuleren
Doelen formuleer je SMART...

Waar stond dat ook alweer voor? [volgende sheet = woordweb]

Slide 8 - Slide

SMART staat voor...

Slide 9 - Mind map

Doelen formuleren
Doelen formuleer je SMART...

S = specifiek (voldoende gedetailleerd en concreet?)
M = meetbaar (hoe ga je het eindresultaat checken?)
A = acceptabel (staat de cliënt zelf achter het doel?)
R = realistisch (is het goed uitvoerbaar?)
T = tijdsgebonden (hoe lang duurt het, wanneer is het af/klaar?)

Slide 10 - Slide

Aan de slag
Online leeromgeving Traject "Maatschappelijke zorg KD2022"

Onderdeel Participatie
Module 3, Hoofdstuk 1

Slide 11 - Slide