Eén op de ... , 1F (KLAAR)

1 / 13
next
Slide 1: Slide
GesMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

              Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 2 - Slide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.


Eén op de ...

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

           Leerdoelen
  • Je kent de uitspraak één op de ...
  • Je snapt de verhouding die de uitspraak aangeeft.
  • Je kunt rekenen met de verhouding in de tekst.

Slide 4 - Slide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Eén op de ...
Een breuk zoals      kan je uitspreken als één op de vijf.

Dit doe je vaak als een deel van een groep omschrijft. Bijvoorbeeld:
Eén op de vijf leerlingen vergeet wel eens zijn boeken.

Dit betekent niet dat er maar vijf leerlingen zijn.
 Het betekent dat      deel van alle leerlingen wel eens zijn boeken vergeet.
51
51

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Ons elftal heeft elf spelers en vijf reservespelers.
Eén op de vier voetbalspelers is geblesseerd.
Welk deel van de voetballers is geblesseerd?
A
115
B
41
C
114
D
161

Slide 6 - Quiz

Hoeveel spelers in het team zitten, heeft niks te maken met de verhouding.
De verhouding is 1:4

8 mensen van de 25 die er voorbij lopen,
dragen handschoenen.

Welk deel van de voorbijgangers draagt handschoenen?
A
258
B
251
C
88
D
825

Slide 7 - Quiz

Hoeveel spelers in het team zitten, heeft niks te maken met de verhouding!

Bijvoorbeeld
Er zijn dertig leerlingen. Eén op de vijf vergeet wel eens zijn boek.
Hoeveel leerlingen zijn dat?

deel van 30
30 : 5 = 6 leerlingen

Weet je nog?      is hetzelfde als   
51
51
306

Slide 8 - Slide

In de les over rekenen met breuken is het vereenvoudigen van breuken behandeld. Dit is eigenlijk het omgekeerde daarvan.
Eén op de 6 mensen op een kantoor heeft griep. Er werken in totaal 120 mensen. Hoeveel mensen zijn ziek?

Slide 9 - Open question

Eén zesde deel van 120 = 120 : 6 = 20.

Drie op de vier docenten drinken een kopje koffie in de pauze. Er zijn in totaal 40 docenten. Hoeveel kopjes koffie worden er in de pauze gedronken?

Slide 10 - Open question

Drie vierde deel van 40 = (40/4)x3 = 30.

Nog makkelijk is het als je herkent dat de 40 gelijk is aan de 4 in de breuk, dus dat je alleen een nul achter de 3 hoeft te zetten.
Momentje  nadenken

Slide 11 - Slide

Wat heb je geleerd?
Heb je de regels goed genoteerd?
Welke vragen heb je nog? Die kun je bij de volgende dia invullen.
Welke vragen heb je nog?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Eindslide.

Ruimte voor een afsluitend woord.Ruimte voor een afsluitend woord.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions