Begrip van tijd en klokkijken in het onderwijs

Begrip van tijd en klokkijken

Leerdoelen

Aan het einde van de les:
• kun je de tijd aflezen van een analoge klok.
• begrijp je wat de kleine en grote wijzer op de klok aanduiden.
• kun je uitleggen hoe onze tijdsindeling is opgebouwd uit uren, halve uren, kwartieren, 10 minuten, 5 minuten en enkele minuten. 

Wat weet je al over het aflezen
van de tijd en klokkijken?

De functie van de kleine en grote wijzer

Analoge klok
Een klok met wijzers die de tijd weergeeft door de positie van de wijzers op een genummerde wijzerplaat.

Kleine wijzer
De wijzer op de klok die de uren aangeeft.

Grote wijzer

De wijzer op de klok die de minuten aangeeft.

De opbouw van ons tijdschema

De tijdsduur is opgebouwd uit hele uren, halve uren, kwartieren, 10 minuten, 5 minuten en enkele minuten.

Het begrip dag en nacht en de rotatie van de aarde

Dag en nacht: De afwisseling veroorzaakt door de draaiing van de aarde om zijn eigen as, waarbij verschillende delen van de aarde worden belicht door de zon.

De oorzaak van de seizoenen door de scheve as van de aarde

Seizoenen: De periodieke veranderingen in het klimaat veroorzaakt door de scheve stand van de aarde ten opzichte van zijn baan om de zon.

De afwijking van de maancyclus ten opzichte van de zonnekalender

Maancyclus: De periode waarin de maan een volledige cyclus van fasen doorloopt, niet synchroon met de zonnekalender.

De complexiteit van de tijdrekening en de Gregoriaanse kalenderhervorming

Onze tijdrekening, gebaseerd op de Gregoriaanse kalender, corrigeert de afwijkingen die ontstaan door de niet exacte omlooptijd van de aarde om de zon.

Het gebruik van verschillende tijdmeetinstrumenten en -visualisaties

Tijdmeting en -visualisatie worden gedaan met behulp van klokken, kalenders, zandlopers, en meer.

Begrippenlijst

Analoge klok: Een klok met wijzers die de tijd weergeeft door de positie van de wijzers op een genummerde wijzerplaat. Kleine wijzer: De wijzer op de klok die de uren aangeeft. Grote wijzer: De wijzer op de klok die de minuten aangeeft. Dag en nacht: De afwisseling veroorzaakt door de draaiing van de aarde om zijn eigen as, waarbij verschillende delen van de aarde worden belicht door de zon. Seizoenen: De periodieke veranderingen in het klimaat veroorzaakt door de scheve stand van de aarde ten opzichte van zijn baan om de zon. Maancyclus: De periode waarin de maan een volledige cyclus van fasen doorloopt, niet synchroon met de zonnekalender. Gregoriaanse kalender: De kalender geïntroduceerd door paus Gregorius XIII in 1582, die onze huidige tijdrekening bepaalt.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.