• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
  • AI tools

    Beta

‹Return to search

De Voorzetsels naar, door & voor in het Duits

De voorzetsels naar, door en voor in het Duits

Kapitel 5, Grammatik E: Buch S. 169/170



nach, zu of in?
vor of für?
durch of von?
1 / 43
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

De voorzetsels naar, door en voor in het Duits

Kapitel 5, Grammatik E: Buch S. 169/170



nach, zu of in?
vor of für?
durch of von?

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- Je kan de  voorzetsels, 'naar', 'door', 'voor' juist vertalen. 
- Je kan de juiste naamval na de voorzetsels toepassen. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

naar --> nach
  • Aardrijkskundige bestemmingen zonder lidwoord:
    ich fahre nach Berlin/nach Frankreich/nach Den Haag.

  • uitdrukking 'naar huis gaan'  : Ich gehe nach Hause.
  • een richting: ich gehe nach links/rechts. 

nach +3 Dativ
De Dativ is de derde naamval. Achter de voorzetsels: aus, bei, mit, nach, von, seit, gegenüber en auẞer komt altijd Dativ.

Slide 4 - Slide

naar --> in
  • aardrijkskundige namen met lidwoord
    in die Schweiz / in die Niederlande / in die Türkei fahren.

  • een gebouw naar binnen gaan:
    ins Theater / ins Restaurant/ins Bett / ins Kino / in die Schule gehen, 
+3 of 4 - DAT of AKK Keuzevoorzetsel
in, auf, über, unter, an, vor, hinter, neben, zwischen zijn Duitse keuzevoorzetsels.

Bij deze voorzetsels pas je de naamval aan de situatie aan: richting of plaats?

in den Supermarkt gehen (wohin? waarheen? +4 Akkusativ)
in dem Supermarkt sein (wo? waar? +3 Dativ)

Als je niet uitkomt met de vragen wohin? wo? waar? dan pas je de 7/2 regel toe: 2 voorzetsels altijd de Akkusativ (AUF en ÜBER), bij de andere 7 voorzetsels de Dativ.

Slide 5 - Slide

naar --> zu
  • bij personen:  Ich gehe zur Oma, zum Arzt
  • bij een bepaald doel: 
    Wir fahren zum Supermarkt. Morgen muss ich zur Schule. 

    Aufgepasst!  Ich gehe nach Hause (). Ich bin zu Hause. (ik ben thuis)
zu +3 Dativ
De Dativ is de derde naamval. Achter de voorzetsels: aus, bei, mit, nach, von, seit, gegenüber en auẞer komt altijd Dativ.

Slide 6 - Slide

Welke drie voorzetsels kun je gebruiken om 'naar' te vertalen - (alleen spatie ertussen)

Slide 7 - Open question

Naar ... school gaan
.........................
A
Nach Schule gehen
B
In die Schule gehen
C
Zur Schule gehen
D
Nach Schüle gehen

Slide 8 - Quiz

Naar Zwitserland reizen
A
In Schweiz fahren
B
Nach Schweiz fahren
C
In die Schweiz fahren
D
In Switzerland fahren

Slide 9 - Quiz

Naar de tandarts
A
Nach dem Zahnarzt
B
Nah der Zahnarzt
C
In dem Zahnarzt
D
Zum Zahnarzt

Slide 10 - Quiz

Naar het theater gaan ....
A
Nach dem Theater
B
Ins Theater
C
Im Theater
D
In den Theater

Slide 11 - Quiz

Naar huis gaan ....
A
Nach dem Haus gehen
B
Zu Hause gehen
C
Zum Haus gehen
D
Nach Hause gehen

Slide 12 - Quiz

Thuis zijn
A
Zu Hause sein
B
Zu dem Haus sein
C
Thaus sein
D
Bananeneis

Slide 13 - Quiz

Naar Nederland rijden
A
In Nederland fahren
B
In die Niederlande fahren
C
Nach Niederlande fahren
D
Zu den Niederlanden fahren

Slide 14 - Quiz

Naar bed gaan
A
Im Bett gehen
B
Maffen gehen
C
Ins Bett gehen
D
Schlaraffen gehen

Slide 15 - Quiz

Naar het station
A
Nach dem Bahnhof
B
Nach der Bahnhof
C
Zur Bahnhof
D
zum Bahnhof

Slide 16 - Quiz

naar Frankrijk
A
Zu Frankreich
B
nach Frankreich
C
Zur Frankreich
D
Nach Frankenland

Slide 17 - Quiz

Je kunt 'voor' op twee manieren vertalen
vor vs. für

Slide 18 - Slide

voor --> vor
vor = [tijd: klok] voor                  Es ist Viertel vor eins.
        = [tijd] geleden                     Vor einer Woche war ich in Berlin.
        = [plaats] zich voor iets    Der Baum steht vor dem Haus.   
            bevinden 
      

+3 of 4 - DAT of AKK Keuzevoorzetsel
in, auf, über, unter, an, vor, hinter, neben, zwischen zijn Duitse keuzevoorzetsels.

Bij deze voorzetsels pas je de naamval aan de situatie aan: richting of plaats?

in den Supermarkt gehen (wohin? waarheen? +4 Akkusativ)
in dem Supermarkt sein (wo? waar? +3 Dativ)

Als je niet uitkomt met de vragen wohin? wo? waar? dan pas je de 7/2 regel toe: 2 voorzetsels altijd de Akkusativ (AUF en ÜBER), bij de andere 7 voorzetsels de Dativ.

Slide 19 - Slide

voor -->  für
- bestemd voor    
Ich mache alles
für dich!

- ergens voor zijn   
Ich bin
für einen 40 Minuten Stundenplan!


für +4   Akk
Akkusativ is de vierde naamval. Achter de voorzetsels: bis, durch, entlang, für, gegen, ohne en um komt altijd de Akkusativ.

Slide 20 - Slide

Sehen wir uns dann____der Schule oder vielleicht Viertel ___3 auf dem Schulhof?
A
vor für
B
vor vor
C
für für
D
für vor

Slide 21 - Quiz

'für' of 'vor'
Kaufst du Blumen _____ Maria?
A
vor
B
für

Slide 22 - Quiz

'für' of 'vor'?
Hast du Geld _____ Kaffee?
A
vor
B
für

Slide 23 - Quiz

'für' of 'vor'
_____ dich mache ich alles!
A
Vor
B
Für

Slide 24 - Quiz

Mein Freund steht für/vor der Tür.
A
für
B
vor

Slide 25 - Quiz

Das ist für/vor dich.
A
für
B
vor

Slide 26 - Quiz

Wir sehen uns noch für/vor dem Wochenende.
A
für
B
vor

Slide 27 - Quiz

Das Geschenk ist ... meinen Bruder. Er hatte ... einer Woche Geburtstag.
A
für, für
B
vor, vor
C
vor, für
D
für, vor

Slide 28 - Quiz

Je kunt 'door' op twee manieren vertalen
durch vs. von

Slide 29 - Slide

door: durch of von?
  • durch einen Tunnel fahren = erdoorheen
  • Es kommt durch den Nebel = bij een oorzaak
  • etwas durch das Mikrofon sagen = via

  • Sie wurde von der Polizei verhaftet. = in lijdende zinnen: iets wordt door iemand gedaan.
durch: +4   Akk
von +3 Dat
De Dativ is de derde naamval. Achter de voorzetsels: aus, bei, mit, nach, von, seit, gegenüber en auẞer komt altijd Dativ.
Akkusativ is de vierde naamval. Achter de voorzetsels: bis, durch, entlang, für, gegen, ohne en um komt altijd de Akkusativ.

Slide 30 - Slide

Die Maus wurde .?. Katze gefressen. (door)
A
von der
B
von die
C
durch die
D
durch der

Slide 31 - Quiz

Er wurde .... Freunden eingeladen.
A
durch
B
von

Slide 32 - Quiz

Er ging ... den Park.
A
durch
B
von

Slide 33 - Quiz

Die Schokoladenmilch wurde ... meiner Mutter weggeworfen.
A
von
B
durch

Slide 34 - Quiz

Vertaal: ich fahre (door) die Stadt.
A
durch
B
von

Slide 35 - Quiz

Der Schüler wird (door) der Lehrerin bestraft.
A
durch
B
von

Slide 36 - Quiz

Welke vertaling van "door" past er in deze zin:

"Die Frage wurde ........ (door) mir gelöst"
A
durch
B
von

Slide 37 - Quiz

Der Mann wurde door.......der/die Polizei verhaftet
A
durch
B
von die
C
durch die
D
von der

Slide 38 - Quiz

Je kunt 'door' op twee manieren vertalen
für vs. vor

Slide 39 - Slide

Je kunt 'voor' op twee manieren vertalen
vor = [tijd: klok] voor: es ist zehn vor vier (15.50)
        = [tijd] geleden: es war vor 3 Jahren, dass...
        = [plaats] zich voor iets
            bevinden : Der Baum steht vor dem Haus.
für = bestemd voor iets/iemand, ergens voor zijn: es ist für meine Mutter; ich habe für den Hund gekauft. Ich bin für den Plan heute Spaghetti zu
         essen.
       = bepaalde periode: ich habe das Auto für eine Woche gemietet (dus een week lang gehuurd)

Slide 40 - Slide

....einer Woche hatten wir Ferien.

Slide 41 - Open question

Ich habe ein Buch ... meinen Bruder.

Slide 42 - Open question

Ik snap het gebruik van naar, voor en door
in het Duits!
😒🙁😐🙂😃

Slide 43 - Poll

More lessons like this

Grammatik D Kapitel 6 Voorzetsels & samensmelting

June 2024 - Lesson with 31 slides
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

De Voorzetsels naar, door & voor in het Duits

September 2024 - Lesson with 17 slides
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Naamvallen met voorzetsels

August 2023 - Lesson with 23 slides
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

akkusativ & dativ

February 2025 - Lesson with 25 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3,4

Voorzetsels

May 2024 - Lesson with 33 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Voorzetsels herhalen

September 2024 - Lesson with 29 slides
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

Wechselpräpositionen

September 2023 - Lesson with 16 slides
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Keuzevoorzetsels in het Duits

April 2023 - Lesson with 21 slides
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings