Leefomgeving | Wateroverlast

Herhalingsvragen
Paragraaf 4.1 t/m 4.6
1 / 42
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhalingsvragen
Paragraaf 4.1 t/m 4.6

Slide 1 - Slide

Het verval van de rivier neemt in de benedenloop af
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Een rivier krijgt meer energie (kracht?) als de afvoer toeneemt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Bij de monding van de rivier vindt erosie en sedimentatie plaats
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Leg uit waarom een rivier gaat meanderen in de benedenloop

Slide 5 - Open question

Waarom is de Maas een regenrivier?
(Leg uit m.b.v. waar de Maas ontspringt)

Slide 6 - Open question

Verval
Klimaatverandering
Gemende rivier
Onregelmatig regiem
De Rijn krijgt in het voor- en najaar steeds meer water te verwerken
Het hoogteverschil tussen A en B is 25 meter
De Rijn bevat zowel smeltwater als regenwater
De afvoer wordt hierdoor onregelmatiger.

Slide 7 - Drag question

Als het verval het grootst is, is de stroomsnelheid ...
A
ook het grootst
B
juist klein
C
Dit heeft geen invloed op elkaar
D
Dit verschilt per rivier

Slide 8 - Quiz

Paragraaf 4.2
De invloed van de mens

Slide 9 - Slide

Rivieren waren (of zijn?) de laatste jaren gevaarlijk. Dit komt hoofdzakelijk door:
A
De mens
B
De mens
C
De mens
D
De mens

Slide 10 - Quiz

Hoe heeft de mens geprobeerd de rivier te 'temmen'
A
Door meer gebouwen neer te zetten
B
Het kanaliseren van de rivier
C
Aanleggen van Dijken
D
Door bomen te kappen

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Wat begrip past het beste bij de vorige afbeelding
A
Lengteprofiel
B
Breedteprofiel
C
Rivier doorsnede
D
Stroomgebied

Slide 13 - Quiz

Verklaar waarom het winterbed breder is dan het zomerbed

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Hoe noem je die 'uitsteeksels' die in voorgaande afbeelding zichtbaar waren?
A
Kribben
B
Uiterwaarden
C
Debiet
D
Stuwen

Slide 16 - Quiz

Leg tenminste één functie uit van Kribben

Slide 17 - Open question

De meeste mensen wonen in het/de
A
Uiterwaarden
B
Noodoverloopgebieden
C
Binnendijksgebied
D
Buitendijksgebied

Slide 18 - Quiz

Beschrijf in eigen woorden de 'vertragingstijd' van een rivier.

Slide 19 - Open question

Door welke twee oorzaken is de vertragingstijd enorm afgenomen?
A
Ontbossing & Dijken
B
Dijken & Kribben
C
Ontbossing en Verstening
D
Kribben en verstening

Slide 20 - Quiz

De Rijn stroomt NL binnen bij Lobith. Vanaf Lobith bekeken ligt Koblenz (D)
A
dichter bij de monding
B
lager (in hoogtemeters)
C
Stroomopwaarts
D
Stroomafwaarts

Slide 21 - Quiz

Leg uit dat het 'waterbergend vermogen' van een gebied afneemt bij ontbossing.

Slide 22 - Open question

Leg in eigen woorden het 'sponskarakter van een landschap' uit

Slide 23 - Open question

Winterbed
Waterkeringen
Sponskarakter
stuwen
Vaste of regelbare dam in de rivier
Een dijk, dam of duin die water tegenhoudt
Vermogen van het landschap of gebied om water te bergen enop te nemen
het gebied tussen de beide winterdijken dat bestaat uit zomerbed en uiterwaarden.

Slide 24 - Drag question

Paragraaf 4.3 en 4.4
IJsselmeer gebied en de Zuidwestelijke Delta

+
Adaptief Watermanagment

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Welk gebied was vroeger een estuarium?
A
Zuidwestelijke Delta
B
IJsselmeergebied
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 28 - Quiz

De waternoodsramp was in het jaar
A
1952
B
1953
C
1954
D
1955

Slide 29 - Quiz

Het IJsselmeer bestaat overwegend uit zoet water. Op sommige plekken kom je een mengsel van zoet en zout tegen. Hoe heet dit?
A
Troebel water
B
Zout water
C
Brak water
D
Zwart water

Slide 30 - Quiz

Dammen die direct aan zee liggen noem je:
A
Zee dammen
B
Primaire dammen
C
Waterkeringen
D
Stormvloedkeringen

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Beschrijf het verschil tussen de Oosterschelde en de Westerschelde

Slide 33 - Open question

Leg in eigen woorden 'Absolute zeespiegelstijging' uit

Slide 34 - Open question

Wie (of wat?) zorgt er voor 'veiligheid, voldoende en schoon water in een bepaald gebied'?
A
Rijkswaterstaat
B
Het Deltaprogramma
C
Een waterschap
D
Adaptief Watermanagment

Slide 35 - Quiz

Noem de twee 'hoofddoelen' van het Deltaprogramma

Slide 36 - Open question

Slide 37 - Slide

Geef (in juiste volgorde) de drie trappen van de drietrapsstrategie

Slide 38 - Open question

In de afbeelding zie je een 'wadi'. Binnen welke van de drie trappen van de drietrapsstrategie past dit?
A
Vasthouden
B
Bergen
C
Afvoeren

Slide 39 - Quiz

Leg in eigen woorden (duidelijk) uit wat de watertoets is.

Slide 40 - Open question

Adaptief Watermanagement bestaat uit vooruit kijken. Noem één van de vijf speerpunten van dit beleid.

Slide 41 - Open question

Vijf deltabeslissingen:
1. Waterveiligheid: bescherming tegen overstromingen.
2. Zoet water: voorkomen van tekorten.
3. Ruimtelijke adaptatie: rekening houden met klimaat en water.
4. Rijn-Maasdelta: veiligstellen Rijnmond-Drechtsteden en Zuidwestelijke delta.
5. IJsselmeer gebied: veiligstellen van zoetwatervoorraad en voorkomen overstromingen.

Slide 42 - Slide