Maatwerkuur H3

Maatwerkuur Nederlands
havo 3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Maatwerkuur Nederlands
havo 3

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Grammatica zinsdelen
- Herhaling onderdelen van vorig jaar
- Aan de slag!


Slide 2 - Slide

Grammatica zinsdelen

Je benoemt de zinsdelen in een zin. 

Je begint met de persoonsvorm, verdeelt de zin van in zinsdelen en daarna benoem je ieder zinsdeel apart. 

Je | benoemt | de zinsdelen | in een zin. (Je = ond, benoemt = wwg, de zinsdelen = lv, in een zin = bwb)
Grammatica woordsoorten

Je benoemt de woorden in een zin. 

Je kijkt naar ieder woord en bedenkt in welk hokje het woord past.

Zo past 'je' bij persoonlijke voornaamwoorden, 'benoemt' bij zelfstandige werkwoorden, 'de' bij lidwoorden etc. 



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Even oefenen...
1. Gisteren heb ik mijn jas aan de kapstok gehangen.

2. Die docent maakt voor onze klas altijd een uitzondering. 

3. Ingrid is vandaag voor het eerst naar de tandarts geweest.

4. Mijn oom heeft mijn nichtje een fiets voor haar verjaardag gegeven. 
timer
8:00

Slide 5 - Slide

Voorzetselvoorwerp
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel.

Bijvoorbeeld:
houden van
klagen over
feliciteren met

Slide 6 - Slide

Voorzetselvoorwerp
Doordat die werkwoorden een vast voorzetsel hebben, kan zo'n zin nooit bestaan uit alleen een onderwerp en een werkwoord.

Je kan niet zeggen: Lisa houdt
Nee, je zegt: Lisa houdt van ... ijs!

van ijs noem je dan het voorzetselvoorwerp (vzv)

Slide 7 - Slide

Voorzetselvoorwerp
Een bwb (bijwoordelijke bepaling) begint ook vaak met een voorzetsel. Het verschilt tussen een vzv en een bwb is als volgt:

Bij een bwb kan je het voorzetsel veranderen

Bijvoorbeeld: 
De mensen klagen over het weer. 
of
De mensen springen over het hek. 

Slide 8 - Slide

Even oefenen
Noteer het vzv of de bwb uit de onderstaande zinnen. 

1. Ik waarschuwde haar voor de gevolgen.
2. Ik verlang nu alweer naar de herfstvakantie.
3. Hij stond voor een gesloten deur.
4. Hij wacht op het schoolplein. 
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
  • Bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel
  • Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van deze werkwoorden is een vorm van een koppelwerkwoord.

Slide 10 - Slide

Koppelwerkwoorden

zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen



Slide 11 - Slide

Koppelwerkwoorden
ZWABBELS + HDV

Slide 12 - Slide

Naamwoordelijk gezegde



In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!

Slide 13 - Slide

Wel of geen naamwoordelijk gezegde?
Stel drie vragen:

Vraag 1: Staat er een vorm van een koppelwerkwoord in de zin?


Vraag 2: Gaat het in de zin om een ‘eigenschap’ (ook wel: toestand)?


Vraag 3: Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?

Slide 14 - Slide

WWG of NWG?
wwg = alle werkwoorden in een zin
nwg = alle werkwoorden + een eigenschap die gekoppeld wordt

In een nwg zit altijd een koppelwerkwoord. Die zorgt ervoor dat er iets gekoppeld wordt!


Slide 15 - Slide

Even oefenen
WWG of NWG?

1. Zijn vriend was ineens ziek geworden.
2. Mijn zus is vervelend geweest.
3. Het meisje werd naar school gebracht.
4. Het gebouw wordt afgebroken. 

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
Grammatica leer je het meest door het vaak te doen en kritisch na te kijken. 

Daarom is het belangrijk dat we er veel mee gaan oefenen. Voor deze les heb ik een overzicht gemaakt + opdrachten verzameld. Hiermee gaan we aan de slag!

Slide 17 - Slide