herhaling hoofdstuk 1 t/m 3 klas 2 H/V

haben 
ich habe - ik heb
du hast - jij hebt
er/sie/es hat - hij/zij/het heeft
wir haben - wij hebben
ihr habt - jullie hebben
Sie/sie haben - u heeft/zij hebben
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

haben 
ich habe - ik heb
du hast - jij hebt
er/sie/es hat - hij/zij/het heeft
wir haben - wij hebben
ihr habt - jullie hebben
Sie/sie haben - u heeft/zij hebben

Slide 1 - Slide

les 30 
in deze les:
- herhaling grammatica hoofdstuk 1 t/m 3
- lezen en opdrachten over de tekst maken
- quiz

Slide 2 - Slide

sein
ich bin - ik ben
du bist - jij bent
er/sie/es ist - hij/zij/het is
wir sind - wij zijn
ihr seid - jullie zijn
Sie/sie sind - u bent/zij zijn

Slide 3 - Slide

geslacht znw

Slide 4 - Slide

mannelijk
DER
  • mannelijke personen en dieren

voorbeeld: der Mann, der Stier

Slide 5 - Slide

vrouwlijk
DIE
  • vrouwelijke personen en dieren
  • meeste dingen op een -e
  • woorden die eindigen op:    -heit, -keit, -schaft, -ung

Slide 6 - Slide

onzijdig
DAS
  • veel woorden die in het Nederlands het lidwoord 'het' krijgen
  • woorden die eindigen op    -  chen

Slide 7 - Slide

Welk lidwoord hoort bij:
..... Zeitung?

Slide 8 - Open question

vul het juiste lidwoord in:
..... Junge

Slide 9 - Open question

Meervoud vormen
  • mannelijk -> Umlaut + e
  • vrouwlijk -> + (e)n
  • onzijdig-> + e
  • mnl en onz. woorden die eindigen op -el / -er / en -> onveranderd
  • veel woorden op -a / -i / -o / -y -> + s
  • bij au komt de Umlaut op de a -> das Haus - die Häuser

Slide 10 - Slide

wat is de juiste meervoudsvorm van
Frau
A
Die Fraun
B
die Frauen
C
der Frauen
D
der Fraun

Slide 11 - Quiz

voltooid deelwoord
  •  zwakke werkwoorden:  ge + stam + t       -> gespielt    
  • werkwoorden op ieren:              stam + t      -> gratuliert
  • werkwoorden met be- of ver- :    stam + t         -> besucht

sterke werkwoorden: anders -> gewoon leren
bijv. schwimmen - geschwommen


Slide 12 - Slide

Wat is de juiste meervoudsvorm van:
die Freundin
A
Die Freundinen
B
Das Freundinnen
C
Die Freundinnen
D
Der Freundinnen

Slide 13 - Quiz

Wat is de meervoudsvorm van
die Maus
A
die Mausen
B
die Mäuse
C
der Mausen
D
die Mause

Slide 14 - Quiz

wat is de juiste vervoeging van het volt. deelw van
machen?
A
gemachen
B
gemacht
C
vermacht
D
vermachen

Slide 15 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van
fotografieren?

Slide 16 - Open question

Wat heb je deze les vooral (weer) geleerd?

Slide 17 - Open question