L'article partitif │ het delend lidwoord

• Frans
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

'Ik ontbijt met kaas.'
Kies de juiste vertaling.

1. Je déjeune avec du fromage.
2. Je déjeune avec le fromage.

'Heb je jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.

1. Tu as mangé de la confiture ?
2. Tu as mangé la confiture ?

'Op de markt koop ik kaas.'
Kies de juiste vertaling.

1. Au marché, j'achète du fromage.
2. Au marché, j'achète le fromage.

'Na een hoeveelheidswoord gebruik je altijd: de of d'.

1. Goed
2. Fout.

'Na een ontkenning krijg je in het frans 'de' of 'd''.
Kies de juiste vertaling.

1. Goed
2. Fout.

'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling. (ontkenning en delend lidwoord)

1. Il n'y a plus d'huile.
2. Il n'y a plus de l'huile.

'Ik wil een kilo appels'

Kies de juist vertaling.

1. Je veux un kilo des pommes.
2. Je veux un kilo de pommes.

Na de werkwoorden aimer, préférer en détester gebruik je altijd het bepaald lidwoord:
le, la of les

1. Goed
2. Fout

Aimer, préférer en détester
'ik houd van kip'
choississez la bonne traduction

1. J'aime du poulet.
2. J'aime le poulet.

Aimer, préférer en détester
'ik houd van de hamburgers van MacDonalds'
choississez la bonne traduction

1. J'adore les hamburgers de McDo.
2. J'adore des hamburgers de McDo.

Toets voorbeelden

1. Le samedi, on mange souvent ___________ hamburgers. 
Stap 1: Kijk naar het woordje 'hamburgers' --> mannelijk, vrouwelijk, meervoud? 
Antwoord: meervoud

Toets voorbeelden

1. Le samedi, on mange souvent ___________ hamburgers. 
Stap 1: Kijk naar het woordje 'hamburgers' --> mannelijk, vrouwelijk, meervoud? 
Antwoord: meervoud

Stap 2: Antwoord = 
Le samedi, on mange souvent des hamburgers. 

Toets voorbeelden

2. Mon père prépare la soupe avec ___________ légumes.

Stap 1: Kijk naar het woordje 'légumes' --> mannelijk, vrouwelijk, meervoud? 

Antwoord: meervoud

Toets voorbeelden

2. Mon père prépare la soupe avec ___________ légumes.

Stap 1: Kijk naar het woordje 'légumes' --> mannelijk, vrouwelijk, meervoud? 

Antwoord: meervoud

Stap 2: Antwoord =
Mon père prépare la soupe avec des légumes.

Toets voorbeelden

3. Nous, on mange ___________ soupe, le samedi. J’aime la soupe! 
Stap 1: Kijk naar het woordje 'soupe' --> mannelijk, vrouwelijk, meervoud?
Antwoord: vrouwelijk

Toets voorbeelden

3. Nous, on mange ___________ soupe, le samedi. J’aime la soupe! 
Stap 1: Kijk naar het woordje 'soupe' --> mannelijk, vrouwelijk, meervoud?
Antwoord: vrouwelijk
Stap 2: Nous, on mange de la soupe, le samedi. J’aime la soupe! 

Au travail!

Wat?: ex. 15 t/m 17 (paragraaf D)

Hoe?: eerste 5 min. zelfstandig
Hoelang?: 20 min.

Hulp?: LessonUp / Boek (online)

Klaar?: Slimstampen phrases-clés C