GHZ-les - Miriam-Ruth, Cynthia & Amber - Stemmingsstoornis

Stemmingsstoornis 



Miriam-Ruth, Cynthia & Amber 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Stemmingsstoornis 



Miriam-Ruth, Cynthia & Amber 

Slide 1 - Slide

Wat zijn stemmingsstoornissen?

Slide 2 - Open question

Stemmingsstoornissen 
Stemmingsstoornissen is een verzamelnaam voor psychische aandoeningen waarbij de gemoedstoestand of emoties ernstig verstoord zijn of niet passen bij de situatie waarin de zorgvrager zich verkeert. Het uit zich in aanhoudende verdrietige stemming en verlies aan interesse in bijna alle dagelijkse activiteiten. 
Er zijn daarnaast ook mensen met aanleg voor depressiviteit of met een genetisch syndroom. Zij zijn ook zonder overbelasting extra gevoelig voor angst- en stemmingsproblematiek. Hierbij spreken we van co-morbiditeit.

Slide 3 - Slide

Welke soorten stemmingsstoornissen zijn er?

Slide 4 - Open question

Soorten stemmingstoornissen
• Depressie = Een aandoening die de stemming en de gevoelens raakt. Als de gevoelens van somberheid langer dan twee weken duren, kan gesproken worden over een depressie.
• Dysthymie = Een lichte vorm van een chronische depressie.
• Bipolaire stoornis (wordt ook wel manisch-depressieve stoornis genoemd) = Kenmerkt zich door voorkomen van ‘tegenovergestelde’ stemmingen. Depressieve periodes met somberheid en verlies van plezier en interesse in het leven worden vaak afgewisseld met een uitgelaten of prikkelbare stemming en sterk verhoogde activiteit.

Slide 5 - Slide

Gevolgen van depressie op de lichamelijke cognitie 
Een depressie zit meestal niet alleen in het hoofd, maar brengt vaak ook lichamelijke gevolgen met zich mee. U kunt hierbij denken aan het hebben van hoofdpijn of het veranderen van de eetlust met een gewichtstoename of gewichtsafname tot gevolg. Ook in de hersenen zijn fysieke veranderingen terug te vinden.
Na een depressie krijgen kinderen en jongeren vaak andere problemen, zoals onhandelbaar, crimineel of teruggetrokken gedrag, problematisch middelengebruik en een slechtere lichamelijke gezondheid. 

Slide 6 - Slide

Geschat wordt dat ............% van de patiënten met een bipolaire stoornis minstens eenmaal een suïcidepoging doet
A
0-25%
B
25-50%
C
50-75%
D
75-100%

Slide 7 - Quiz

Verergeren klachten door middelenmisbruik:
- Een bipolaire stoornis kan verergeren als gevolg van het middelengebruik en de complicaties van het misbruik kunnen het beloop van de aandoening nadelig beïnvloeden en zeer onvoorspelbaar maken.

- Alcoholmisbruik
Alcoholmisbruik komt vaak voor bij patiënten met een bipolaire stoornis. Ongeveer 1/3 van alle patiënten met een bipolaire I stoornis en 1/5 van alle patiënten met een bipolaire II stoornis is verslaafd (of verslaafd geweest) aan alcohol. De diagnostiek wordt bemoeilijkt doordat vroege stemmingsstoornissen worden toegeschreven aan het alcoholmisbruik. Alcoholmisbruik heeft eveneens een nadelige invloed op het beloop van de stoornis en verdubbelt wellicht de kans op suïcide.

Slide 8 - Slide

De rol van de verpleegkundige
- Vaak ontstaan stemmingswisselingen bij een cliënt met een verstandelijke beperking vanuit onbegrepen gedrag.
- Als verpleegkundige kan je verschillende interventies inzetten om stemmingswisselingen- en stoornissen te onderdrukken. Als je weet waar het gedrag vandaan komt, kan je er op inspelen.
- Het is belangrijk om contact te houden met de cliënt, hoe moeilijk het gedrag ook is. Hierdoor bouw je een vertrouwensband op. Daarbij ga je er als verpleegkundige vanuit dat de cliënt jouw iets te zeggen heeft met zijn gedrag. Bijvoorbeeld dat hij de situatie niet goed overziet.
- Daarbij moet de verpleegkundige zowel het niveau van cognitie, sociaal-emotioneel functioneren als de leeftijd van de werkelijke adolescentie fase kennen. Dan pas kan je de begeleiding goed afstemmen op je cliënt.

Slide 9 - Slide

Hoe kom je er achter wat de belevingswereld van een cliënt met een stemmingsstoornis is?

Slide 10 - Open question

Gesprekstool “Wie ben ik” 
Stap A: in deze stap bepaal je waar je het met je cliënt over wil hebben.
- Ik zie dat er iets is, wil je erover praten?
- Is er iets gebeurt? Zullen we dit stap voor stap doornemen?


Slide 11 - Slide

Gesprekstool "wie ben ik"
Stap B: het doel is dat de cliënt probeert te omschrijven waar de situatie over gaat.
- Waar was je toen?
- Wie waren er?
- Wat was je aan het doen?
- Wat werd er gezegd?
- Wat zei jij?
- Wat zei de ander?
- Wat zag je?
- Wat hoorde je?

Slide 12 - Slide

Gesprekstool "wie ben ik"
Stap C: het doel is dat de cliënt uitlegt hoe hij zicht voelt.
- Wat dacht je?
- Wat voelde je lichaam?
- Hoe voelde jij je toen?


Slide 13 - Slide

Gesprekstool "wie ben ik"
Stap D: Wat helpt de cliënt om zich beter te voelen? Denk aan een andere dagindeling en iets wat diegene graag wil doen.
- Wat helpt je om je beter te voelen?
- Kan dat?
- Krijg je dat zelf voor elkaar?
- Hoe kan ik je daarbij helpen?

Slide 14 - Slide

Gesprekstool "wie ben ik"
Stap E: Hier kom je samen met de cliënt tot heldere acties en maak je een plan.
- Wat ga jij nu doen?
- Wat wil je dat ik doe?
- Wil je verder nog iets afspreken, zo ja wat dan?

Slide 15 - Slide

Gesprekstool "wie ben ik"
Stap F: De verpleegkundige rond hierbij het gesprek af en vraagt de cliënt hoe hij zich voelt.
- Hoe voel je je nu?

Slide 16 - Slide

Einde

Slide 17 - Slide