14.3 dl2

H14 Reageren
1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H14 Reageren

Slide 1 - Slide

Deze les:
- 14.3 Zenuwstelsel dl2: leerdoel 8 + 9
- Opdrachten


Slide 2 - Slide

Leerdoelen 14.3
7. Je legt het verschil uit tussen het animale en het autonome zenuwstelsel
8. Je beschrijft de bouw en werking van de onderdelen van het centrale en perifere zenuwstelsel. 
9. Je legt uit hoe een regelkring met zintuigen, zenuwen en spieren helpt bij het uitvoeren van bewegingen. 

Slide 3 - Slide

Overzicht (Nectar)

Slide 4 - Slide

Hersenschors
Hersencentra, gebieden in je hersenen die verbonden zijn aan een specifieke zintuig of spiergroep

Slide 5 - Slide

Anatomie grote hersenen 
Ontvangt informatie van de rechterkant van het lichaam.

Stuurt de spieren/ klieren van de rechterkant aan.
L                      R
Ontvangt informatie van de linkerkant van het lichaam. 

Stuurt de spieren/ klieren van de linkerkant aan.

Slide 6 - Slide

Anatomie grote hersenen 
Primaire sensorische schors: ontvangt impulsen van zintuigen/ gewaarwording.

Secundaire sensorische schors: interpretatie van de ontvangen impulsen/ geheugen 

Slide 7 - Slide

Anatomie grote hersenen 
Primaire motorische schors: stuurt de spieren/ klieren aan.

Secundaire motorische schors: opgeslagen informatie over gecoördineerd uitvoeren van bewegingen. Motorprogramma's.


Slide 8 - Slide

Anatomie grote hersenen 
Spraakcentrum van Wernicke - begrijpen van taal. 

Spraakcentrum van Broca - aansturen van het spreken.

Slide 9 - Slide

Grote hersenen (88C3) 

Slide 10 - Slide

Waar ligt een motorprogramma voor fietsen opgeslagen?
A
primaire motorische schors
B
secundaire motorische schors
C
kleine hersenen

Slide 11 - Quiz

Je wilt je rechterhand optillen. Waar beginnen de impulsen?
A
primaire motorische schors
B
secundaire motorische schors
C
hersenstam
D
kleine hersenen

Slide 12 - Quiz

Je schrikt. Welk deel van je autonome zenuwstelsel is actief? En wat gebeurt er met je pupilgrootte?
A
orthosympatisch-groter
B
orthosympatisch-kleiner
C
parasympatisch-groter
D
parasympatisch-kleiner

Slide 13 - Quiz

Tijdens het voetballen zie je een bal op je afkomen. Je gaat daar en flinke trap tegenaan geven. Je bent rechts. In welk deel van de hersenen ontstaan impulsen?
A
In de linkerhelft van de motorische hersenschors
B
In de rechterhelft van de motorische hersenschors
C
In de linkerhelft van de sensorische hersenschors
D
In de rechterhelft van de sensorische hersenschors

Slide 14 - Quiz

Leerdoelen 14.3
7. Je legt het verschil uit tussen het animale en het autonome zenuwstelsel
8. Je beschrijft de bouw en werking van de onderdelen van het centrale en perifere zenuwstelsel. 
9. Je legt uit hoe een regelkring met zintuigen, zenuwen en spieren helpt bij het uitvoeren van bewegingen. 

Slide 15 - Slide

Bouw van zenuwcellen (neuronen) - BINAS 88A
Dendriet: loopt naar cellichaam toe

Cellichaam: bevat kern

Axon: uitloper, loopt van cellichaam af, om axon zitten isolatielaagjes (myeline) van de cellen van Schwann

Synaps: Einde van axon, impulsoverdracht naar volgende zenuwcel/spier

Slide 16 - Slide

                                                   Bouw van een zenuwcel: 
                                                               Benoem onderdelen!

Slide 17 - Slide

Heb je de namen goed?
1= dendriet
2= cellichaam
3=celkern
4=axon
5=synaps/einde axon

Slide 18 - Slide

Neuronen (zenuwcellen)
Gevoelszenuwcellen:
Zenuwcellen die een impuls vanuit je zintuigen naar het CZS geleiden. 

Bewegingszenuwcellen:
Zenuwencellen die een impuls van je hersenen naar je spieren geleiden

Schakelcellen:
Vervoeren impulsen binnen het CZS

Slide 19 - Slide

BINAS 88A

Slide 20 - Slide

Sensorisch neuron
Gevoelszenuwcellen (sensorisch):
Zenuwcellen die impulsen vervoeren van zintuigen 
naar het CZS, vaak lange uitlopers.

Slide 21 - Slide

Schakelneuron
Schakelcellen: 
Zenuwcellen binnen het CZS. Vormen met veel verbindingen via uitlopers een netwerk . 

Slide 22 - Slide

Motorisch neuron
Bewegingszenuwcellen (motorisch):
Zenuwcellen die impulsen vervoeren van CZS naar spieren
of klieren, vaak lange uitlopers.

Slide 23 - Slide

Welk deel van een zenuwcel leidt impulsen van het cellichaam af?
A
Dendriet
B
Axon

Slide 24 - Quiz

Welke zenuwcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel?
A
bewegingszenuwcel
B
gevoelszenuwcel
C
schakelcellen
D
geen van alle

Slide 25 - Quiz

Waar ligt het cellichaam van de gevoelszenuwcel/ sensorisch neuron?
A
in het centrale zenuwstelsel
B
buiten het centrale zenuwstelsel

Slide 26 - Quiz

In welke richting geleiden gevoelszenuwcellen/ sensorische neuronen impulsen?
A
Naar het centrale zenuwstelsel toe
B
van het centrale zenuwstelsel af

Slide 27 - Quiz

Welk neuron eindigt bij een spier?
A
schakelcel
B
sensorisch neuron
C
motorisch neuron

Slide 28 - Quiz

Opdracht: Bekijk BINAS 88J en 
benoem nummers 1 t/m 11

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Aan de slag!
- Controle huiswerk (14.2 + 14.3 t/m leerdoel 8)
- Slim stampen 14.2 en 14.3
- Maken 14.3 opdrachten bij leerdoel 9

Slide 31 - Slide