1.1 Wat wil je kopen?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

H1 Wat heb je nodig?

1.1 Wat wil je kopen?

1.1 Wat wil je kopen?

• Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.
• Je weet dat je met goederen en diensten in je behoeften kunt voorzien.
• Je kent het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening.
• Je kan een gemiddelde uitrekenen.

basisbehoefte?

Wat heb je nodig
om te overleven?

Wat zou je graag
willen hebben?

Behoeften

• Je hebt iets nodig
• Je wil iets hebben

Basisbehoeften

• Noodzakelijk
• Geen luxe

Overige behoeften

• Niet noodzakelijk
• Luxe

Het hebben van een fiets is een ...

1. Basisbehoefte
2. Overige behoefte

Wat is een basisbehoefte?

1. kleding
2. laptop
3. nieuwe iphone

Uit eten gaan is een?

1. Basisbehoefte
2. Overige behoefte

Een lek in je dak repareren is een?

1. Basisbehoefte
2. Overige behoefte

In welk rijtje staan alleen basisbehoeften?

1. brood, fiets, tv
2. chocomel, T-shirt, rijtjeshuis
3. computer, spijkerbroek en appartement
4. snoep, vruchtensap en winterjas

Basisbehoeften

Overige behoeften

Ik heb zin in iets lekkers. Wat doe je?

Ik ga uit eten op restaurant.

Ik bak thuis verse frieten.

Je bent jarig. Wat doe je?

Ik koop een taart bij de bakker.

Ik bak thuis zelf een heerlijke taart.

Consumeren

Consumeren doe je als je jouw behoeften bevredigt.

• Je koopt een goed:
   gebruiks- of verbruiksgoed
• Je gebruikt een dienst
• Je maakt zelf iets (zelfvoorziening)

dienst

gebruiksgoed?

verbruiksgoed?

zelfvoorziening?

Is Youtube een goed of een dienst?

1. Goed
2. Dienst

Je gaat naar de schoonheidsspecialist is hier sprake van een goed of dienst?

1. Goed
2. Dienst

GOEDEREN

DIENSTEN

Bedenk een voorbeeld
van zelfvoorziening.

Wat had je op dit moment
nog willen doen?

Als je heel veel geld had,
wat zou je dan willen kopen?

Schaarste

Producten zijn schaars

• Te weinig tijd
• Te weinig middelen (geld)

Daarom moet je keuzes maken = prioriteiten stellen

Wat is de beste omschrijving van schaarste

1. Schaarse producten zijn zeldzaam.
2. Door schaarste kunnen mensen bijna niks kopen
3. Door beperkte middelen ontstaat schaarste.
4. Schaarste ontstaat doordat mensen te weinig willen kopen.

Een ander woord voor keuzes maken noemen we?

1. Schaarste
2. Prioriteiten stellen
3. Behoeftes
4. Consumeren

Oefeningen

1.1 Wat wil je kopen?

• Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen basisbehoeften en overige behoeften.
• Je weet dat je met goederen en diensten in je behoeften kunt voorzien.
• Je kent het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening.

Keuzestress

Je begrijpt dat economie gaat over het maken van keuzes en je kan met voorbeelden toelichten dat je niet alles kunt kopen met een beperkt inkomen.

Wat ging niet goed in de les?

PRIMAIR

SECUNDAIR

Plaats de behoeften in de bijbehorende vakken.

Primaire behoeften

Secundaire behoeften

Medicijnen

Vitaminepillen

Benzine

Smartphone

Televisie

Bed

Groente en fruit

Auto

Beroepsopleiding

PRIMAIR

SECUNDAIR

Plaats de behoeften in de bijbehorende vakken.

Primaire behoeften

Secundaire behoeften

Medicijnen

Vitaminepillen

Benzine

Smartphone

Televisie

Bed

Groente en fruit

Auto

Beroepsopleiding