6.2: Brandstoffen verbranden

6.2: Brandstoffen verbranden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

6.2: Brandstoffen verbranden

Slide 1 - Slide

Chemische energie
Sommige warmtebronnen zijn niet elektrisch, maar chemisch. Dat betekend dat er door een chemische reactie warmte ontstaat. Chemische energie is energie die opgeslagen is in stoffen.

Voorbeelden zijn: aardgas, voedsel, hout, benzine 

Slide 2 - Slide

Verbrandingswarmte
Brandstoffen kunnen warmte leveren, maar niet elke brandstof kan dat even goed!

De mate waarin brandstoffen warmte kunnen leveren noemen we de: verbrandingswarmte.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Voorbeeld
Stel je wil 10 minuten douchen, je hebt thuis een waterbesparende douchekop dus voor 10 minuten lang douchen met warm water heb je 6 MJ aan warmte nodig. 

Je hebt thuis een CV-ketel met aardgas.

Hoeveel m3 aardgas heb je nodig om te kunnen douchen?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Gebruik een verhoudingstabel
Gegevens: verbrandingswarmte aardgas is 32 MJ/m3, 6 MJ aan warmte nodig om 10 minuten warm te douchen
warmte (MJ)
32
volume (m3)
1

Slide 7 - Slide

Gebruik een verhoudingstabel
Gegevens: verbrandingswarmte aardgas is 32 MJ/m3, 6 MJ aan warmte nodig om 10 minuten warm te douchen
warmte (MJ)
32
1
6
volume (m3)
1

Slide 8 - Slide

Gebruik een verhoudingstabel
Gegevens: verbrandingswarmte aardgas is 32 MJ/m3, 6 MJ aan warmte nodig om 10 minuten warm te douchen



Antwoord: je hebt 0,19 m3 aardgas nodig om 10 minuten warm te kunnen douchen met een waterbesparende douchekop
warmte (MJ)
32
1
6
volume (m3)
1
0,03125
0,1875

Slide 9 - Slide

Helder voor iedereen?
Zo niet: kijk zometeen nog even naar voorbeeldopdracht 1 
blz 89 :)

Slide 10 - Slide

Kelvin en graden Celsius
Op het absolute nulpunt (0 K) is het -273 °C

Dus, 
K  -->  -273  --> °C
°C -->  +273  --> K

Als je het niet meer zeker weet bedenk dan: kouder dan
het absolute nulpunt kan het niet zijn, en dat is gelijk aan
-273 °C, niet aan 273 °C. Dan weet je of je plus of min 273 moet doen.

Slide 11 - Slide

Reken om naar °C

273 K
1000 K
257 K
-100 K
0 K
10 K

Reken om naar K

0 °C
-272 °C
5000 °C
10 °C
21 °C
37 °C
timer
1:30

Slide 12 - Slide

Reken om naar °C

273 K   --> 0 °C
1000 K --> 727 °C
257 K   --> -16 °C
-100 K  -->  Kan niet
 0 K        --> -273 °C
10 K       --> -263 °C

Reken om naar K

0 °C          --> 273 K
-272 °C    --> 1 K
5000 °C  --> 5273 K
10 °C         --> 283 K
21 °C         --> 294 K
37 °C        --> 310 K
timer
1:30

Slide 13 - Slide

Aan de slag!
Huiswerk: alle opdrachten van 6.2, ook de steropdrachten!

Slide 14 - Slide