Week 40 Nederlands 3 havo

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Plattegrond 3H2

Slide 2 - Slide

Mobiele telefoon in je tas! 

Slide 3 - Slide

Afspraken in de les




  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek en pen/papier.
  • Spullen en huiswerk (ook als het huiswerk niet volledig is) niet op orde: BV/HV op Magister. 
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 4 - Slide

Week 40  2 oktober t/m 
6 oktober 2023
  • Uitleg PTD. Planning. 
  • Weektaken huiswerk 
  • Een keer per week controle huiswerk. 
  • Lezen van boeken en lezen in de les.
  • gghlk - code
  • Alle communicatie via magister.
  • Afronden fictie hoofdstuk 25 en 26. Personages en perspectief.
  • Opdracht vlogboek.
  • Vervolg schrijfvaardigheid: hoofdstuk 3, betrouwbaarheid van bronnen

Slide 5 - Slide

Boekenlijst havo 3
  • Dit schooljaar 4 boeken. R1 2x en R3 2x
  • Lezenvoordelijst.nl 12-15 jaar niveau 4.
  • Niveau => zie lijst, magister mail.







Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 6 - Slide

PTD rapportperiode 1 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
101
PW
Schrijfvaardigheid essay
H. 3, H. 4, H.9 en H. 10
45 min
2
Nee
102
SO
Fictie theorie H. 7, H8, H24, H25 en H26 en 1 boek (vlogboek). 
Inleverdatum 9 oktober.
Inleveren via youtube 
1
Nee

Slide 7 - Slide

Maar eerst...
 even ontspannen met een goed boek!

Slide 8 - Slide

Herhaling vorige week

Slide 9 - Slide

Inleveren opdracht vlogboek
Eisen aan het boek
Zie boekenlijst in je mail.

Inleveren uiterlijk maandag 9 oktober 2022
Inleveren via magister mail met een beveiligde link.



Slide 10 - Slide

Opdracht vlogboek
Jij gaat een kort filmpje maken waarin jij informatie geeft over je gelezen boek.


Het filmpje dat jij gaat maken bevat de volgende onderdelen:
 Introductie van het boek. Titel en auteur.
 Korte samenvatting (gebruik de stappen op bladzijde 100 van Kern).
 Jouw favoriete persoon (gebruik de stappen op bladzijde 102 van Kern).
 Je mening over het boek (gebruik minimaal twee argumenten)
Hieronder staat een samenvatting van de opdracht. Veel plezier met filmen! Ik kijk uit naar jullie speciale, grappige en mooie filmpjes.
  Het filmpje duurt in totaal vijf minuten. Zorg voor een duidelijke structuur (inleiding, middenstuk en slot) en kies voor een balans in de verdeling van de tijd.
  Tijdens het spreken gebruik je de theorie van fictie, zie Kern.



Slide 11 - Slide

Opdracht vlogboek
  Het filmpje duurt in totaal vijf minuten. Zorg voor een duidelijke structuur (inleiding, middenstuk en slot) en kies voor een balans in de verdeling van de tijd.

 
  Tijdens het spreken gebruik je de theorie van fictie, zie Kern.
   Jij bent zichtbaar in beeld. Denk ook na over het decor (de omgeving en achtergrond).
   Tijdens het spreken let je op de volgende onderdelen:
o Je bent goed verstaanbaar en spreekt met een duidelijk tempo en volume.
o Je spreekt vloeiend en bijna altijd zonder haperingen.
o Je gebruikt de juiste intonatie en toonhoogte.


Slide 12 - Slide

Huiswerk

Slide 13 - Slide

Leerdoelen
Deze week:
  • Je leert hoe je personages verzint voor je verhaal.
  • Je leert welke perspectieven een verhaal kan hebben.
  • Je leert hoe je de betrouwbaarheid van bronnen kunt controleren.

Slide 14 - Slide

Weektaak fictie
  • Lees de theorie op bladzijde 106
  • Maak opdracht 1 t/m 3 op bladzijde 106/107

  • Klaar? Maak leesmeters!
  • Of schrijf op wat je in je vlogboek gaat verwerken.

Slide 15 - Slide

Weektaak schrijven
  • Lees de theorie op bladzijde 14
  • Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 15
  • Maak opdracht 6 en 7 op bladzijde 17

  • Klaar? Maak leesmeters!
  • Of schrijf op wat je in je vlogboek gaat verwerken.

Slide 16 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 17 - Slide

Betrouwbaarheid van bronnen (p. 14)



Een tekst is betrouwbaar wanneer de informatie in die tekst juist én volledig is. Juist betekent dat de gegeven informatie waar is en dat er geen leugens worden verspreid. Volledig betekent dat er geen belangrijke informatie wordt achtergehouden. Door informatie achter te houden ontstaat namelijk een verkeerd beeld en dat is niet de bedoeling.



Slide 18 - Slide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?
  • Je leert hoe je personages verzint voor je verhaal.
  • Je leert welke perspectieven een verhaal kan hebben.
  • Je leert hoe je de betrouwbaarheid van bronnen kunt controleren.

Slide 19 - Slide

RTTI
R = Reproductie
Vragen op reproductieniveau zijn vragen waarbij de leerling zelf niets wezenlijks toe hoeft te voegen aan datgene wat hij geleerd heeft. Met deze vragen kan inzichtelijk gemaakt worden of de leerling de geleerde stof kan reproduceren. Denk bijvoorbeeld aan het kunnen reproduceren van warenkennis, gereedschapskennis, een stappenplan of de werking van apparatuur.

Slide 20 - Slide

1 = Toepassingsgericht 1
Bij vragen en opdrachten op het niveau van toepassing 1 moet een leerling dat wat hij geleerd heeft kunnen toepassen in situaties die hij al geoefend heeft of in situaties die daar sterk op lijken. Op deze manier kan gekeken worden of de leerling de aangeleerde kennis – dat wil zeggen begrippen en stappenplannen – in deze situaties goed kan toepassen.

Slide 21 - Slide

T2 = Toepassingsgericht 2
Vragen op het niveau van toepassing 2 gaan een stapje verder dan vragen op het niveau van toepassing 1. De leerling moet op dit niveau in nieuwe situaties of contexten zelf kunnen bepalen welke (onderdelen van) stappenplannen of methodes hij moet gebruiken. Hij moet combinaties maken en verbanden leggen.

Slide 22 - Slide

I = Inzicht
De leerling krijgt geen methode, context of situatie aangeboden, maar alleen een vraagstuk. Hij moet zelf bepalen hoe hij het gaat aanpakken. De leerling heeft alleen de leerstof tot zijn beschikking om de vraag op te lossen. Hij laat zien dat hij vanuit verschillende, ook nieuwe, perspectieven kan denken.

Slide 23 - Slide

8. Vorm en inhoud

De vorm van een tekst hóe iets is opgeschreven en de inhoud wát er is opgeschreven. Vorm en inhoud vormen samen het werk. 

De manier waarop de twee gecombineerd worden, bepaalt hoe het uiteindelijke werk eruit komt te zien.

Slide 24 - Slide

8. Vorm en inhoud
Een belangrijk onderscheid op hoofdniveau, is het verschil tussen proza en poëzie.


Wanneer iets een lopende tekst is, noemen we het proza. Dit betekent dat je een stuk tekst hebt dat over de hele breedte van het papier of scherm loopt. 

Bij poëzie zie je juist veel wit op het papier. De tekst loopt niet over de hele breedte van de tekst, maar de regels worden afgebroken. Waar die afbrekingen plaatsvinden, heeft de schrijver bepaald.

Slide 25 - Slide

8. Vorm en inhoud
Voor de inhoud van teksten onderscheiden we drie hoofdgenres: epiek, lyriek en dramatiek.

 
Epiek is de benaming voor alle verhalende teksten. Deze teksten noemen we ook wel epische teksten. Een tekst is verhalend wanneer er personages zijn die handelingen verrichten en er gebeurtenissen plaatsvinden. 

Slide 26 - Slide

8. Vorm en inhoud
Bij lyriek staat gevoel centraal. Het zijn teksten waarin enkel een gevoel wordt uitgedrukt. In lyrische teksten gebeurt eigenlijk ‘niets’: er komen geen handelingen in voor en er verstrijkt ook geen tijd. Dit is het grote verschil met dramatische teksten.

 

Het laatste genre is dramatiek. Dramatische teksten zijn voor het toneel bedoeld. Dramatische teksten bestaan voor het grootste deel uit dialoog. 

Slide 27 - Slide

8. Vorm en inhoud
Vorm en inhoud staan niet los van elkaar. Ze zijn van elkaar afhankelijk. Keuzes op het gebied van vorm hebben invloed op de inhoud, in andersom. De ene inhoud leent zich beter voor een bepaalde vorm dan de andere. Wil je iemand de liefde verklaren, dan ligt het meer voor de hand om een gedicht te schrijven dan een toneelstuk dat drie uur duurt. Wat je wilt schrijven, bepaalt dan dus hoe je het opschrijft.

Omgekeerd legt de vorm beperkingen op aan de inhoud. Als je een sonnet schrijft, dan heb je maar veertien regels tot je beschikking om je gedachtes in uit te drukken. En dan moet je er ook nog aan denken dat bepaalde regels op elkaar moeten rijmen. Je moet dan dus goed nadenken over de woorden die je kiest.

Slide 28 - Slide

8. Vorm en inhoud
Kortom: Een literaire tekst is de combinatie van de gekozen vorm en inhoud.

Slide 29 - Slide

24. Plot of verhaallijn - verloop

Slide 30 - Slide

25. Personages

Slide 31 - Slide

25. Personages

Slide 32 - Slide

25. Personages/kennis

Slide 33 - Slide

25. Personages/kennis

Slide 34 - Slide

25. Personages/kennis

Slide 35 - Slide

25. Personages/kennis

Slide 36 - Slide

25. Personages/kennis

Slide 37 - Slide

25. Personages/kennis

Slide 38 - Slide

OK!
Als je hier bent aangekomen, dan heb je je weektaak Nederlands afgemaakt!!!
 

Slide 39 - Slide