3M1 & 3M2 28 januari 2022

Start geen nieuwe vergadering
Welkom  NEDERLANDS!
Wat gaan we doen?
● P1 Lezen & P2 Schrijven 
● 
● Leerdoel vandaag
● Uitleg 
● Aan de slag
● Afsluiting & huiswerk

bij
We gaan zo starten.
Zorg dat je jouw lesboek, schrift  en pen bij je hebt liggen.
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Start geen nieuwe vergadering
Welkom  NEDERLANDS!
Wat gaan we doen?
● P1 Lezen & P2 Schrijven 
● 
● Leerdoel vandaag
● Uitleg 
● Aan de slag
● Afsluiting & huiswerk

bij
We gaan zo starten.
Zorg dat je jouw lesboek, schrift  en pen bij je hebt liggen.

Slide 1 - Slide

De video is te starten bij de binnenkomst
P1 Lezen & P2 Schrijven

P2 Schrijven: de theorie (code 320) -> herkansbaar
P2 Schrijven: de vaardigheid (code 321) -> vrijdag 11-2-2022

P1 Lezen: de theorie (code 310) -> woensdag 9-2-2022

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

P3 Woordenschat

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

LEERDOEL

Je weet hoe je de betekenis van een onbekend woord kan vinden (H1).
Je weet wat formeel taalgebruik is (H2). 
Je weet hoe je de betekenis van figuurlijk taalgebruik kunt vinden (H3).
Je kent de woorden en uitdrukkingen gebruikt in Woordenschat H1, H2 & H3. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

WOORDENSCHAT
- Zorg voor overzicht in jouw schrift.
Noteer duidelijk om welk hoofdstuk het gaat en om welke opdrachten.

-Begin met het leren van de betekenissen van de woorden en uitdrukkingen. 
Je kunt met behulp van jouw nagekeken opdrachten de woorden leren.
Wanneer het werk tijdens de les allemaal is nagekeken, zul je in SOM bij jaargebonden bijlagen  een Quizlet-link vinden met woordenlijsten van H1, H2 en H3.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

H1 Woordenschat:
woordraadstrategieën

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

H2 Woordenschat:
formeel taalgebruik

In officiële brieven, formulieren of teksten worden vaak lastige woorden en zinnen gebruikt, bijvoorbeeld in wetsartikelen of in berichten van de Belastingdienst.
Lees zo’n tekst goed. Kijk of je snapt wat de schrijver wil zeggen: welke informatie wil hij geven, wat wil hij van mij, wat moet ik doen? Als de betekenis van een moeilijk woord nodig is om de tekst te begrijpen, zoek je de betekenis van dat woord op in de tekst. Vaak staat er een synoniem dat je al kent of wordt er een omschrijving van de lastige woorden gegeven.


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Gebruik een (online) woordenboek als je de betekenis niet uit de tekst kunt halen.
Bijvoorbeeld:
Na overleg met alle betrokkenen is besloten dat leerlingen van de onderbouw alsmede leerlingen van de bovenbouw hun elektronische communicatiemiddelen tijdens schooltijd niet mogen hanteren.
De woorden elektronische communicatiemiddelen zijn belangrijk, die zoek je op.
De schrijver bedoelt dus: De schoolleiding heeft na overleg besloten dat leerlingen tijdens schooltijd hun mobieltjes niet mogen gebruiken.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
te alle tijden

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
rechtmatig

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
thans

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
aspect

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
alert

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
sanctie

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
incidenteel

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

H3 WOORDENSCHAT: FIGUURLIJK TAALGEBRUIK
In teksten kom je vaak zinnen met een figuurlijke betekenis tegen. Er wordt dan iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat. Bijvoorbeeld:
De baby was om op te vreten. Dit betekent: De baby zag er heel schattig uit.

Om een tekst te begrijpen, is het belangrijk dat je figuurlijk taalgebruik herkent.
Lees de tekst zorgvuldig en vraag je af: bedoelt de schrijver het letterlijk, dus precies zoals het er staat? Als dat niet zo is, lees dan verder. Meestal begrijp je dan wel wat er bedoeld wordt.


Slide 16 - Slide

This item has no instructions


Uitdrukkingen zijn ook een vorm van figuurlijk taalgebruik. Als je niet weet wat een uitdrukking betekent, zoek je de betekenis op in het woordenboek. Zoek bij het belangrijkste woord uit de uitdrukking. Bijvoorbeeld:
De hand boven het hoofd houden – Je zoekt in het woordenboek bij hand of bij hoofd.



Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
de kogel is door de kerk
A
Over verschil in smaak moet men geen ruzie maken.
B
De moeilijke beslissing is eindelijk genomen.
C
Een ongeluk gebeurt al snel.
D
geen idee hebben

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
met zijn neus in de boter vallen
A
op de goede plaats zijn
B
een onfatsoenlijk persoon
C
Dat was net op tijd.
D
dat is heel duidelijk

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
te kust en te keur
A
Dat is heel duidelijk.
B
heel veel
C
zeer ervaren
D
te makkelijk

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
een doodzonde
A
geen idee hebben
B
niet leuk gevonden worden
C
Het kost veel.
D
iets heel ergs

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
een broertje dood hebben aan iets
A
iets verpest hebben
B
een hekel hebben aan iets
C
Er zijn meer manieren om iets te bereiken.
D
iets heel gewoon vinden

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
boekdelen spreken
A
veel duidelijk maken
B
versieren
C
schatten, waarderen
D
zeer ervaren

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van:
kitsch
A
schatten, waarderen
B
grote blijdschap
C
versieren
D
geen echte kunst, waardeloze rommel

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

AAN DE SLAG

Woordenschat H1, vanaf blz. 26, opdracht 1 t/m 5
Woordenschat H2, vanaf blz. 54, opdracht 1 t/m 5 
Woordenschat H3, vanaf blz. 82, opdracht 1 t/m 4

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

AFSLUITING & HUISWERK
Dinsdag 1-2: Zorg dat de volgende opdrachten netjes in jouw schrift staan: Woordenschat H1, vanaf blz. 26, opdracht 1 t/m 5 & Woordenschat H2, vanaf blz. 54, opdracht 1 t/m 5. 

Donderdag 3-2: Zorg dat de volgende opdrachten netjes in jouw schrift staan: Woordenschat H3, vanaf blz. 82, opdracht 1 t/m 4.
                                           
LET OP! SCHRIFT NIET MEE OF OPDRACHTEN NIET AF = 1 UUR NAKOMEN

Slide 26 - Slide

This item has no instructions