rekenen en 3.2

Rekenen en 3.2
Pas op de plaats!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
ScheikundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Rekenen en 3.2
Pas op de plaats!

Slide 1 - Slide

Wat hebben we vorige week gedaan?

  • Wet van massabehoud
  • Reactie schema
  • Elementen
  • Periodiek systeem
  • Metalen en niet-metalen

Slide 2 - Slide

Wat is 'de wet van massabehoud'?
A
alles heeft dezelfde massa
B
massabehoud staat in het wetboek
C
massa is voor en na reactie hetzelfe

Slide 3 - Quiz

Reactieschema is een weergave van een reactie. Hoe ziet dat er uit?
A
Chloor(g)+Koper(s)= koperchloride(aq)
B
Koperchloride(aq)→ Koper(s)+ chloor (g)
C
Koper(s)→ Koperchloride(aq)+ chloor (g)

Slide 4 - Quiz

Hoe wordt een Element ook wel genoemd en wat heeft een eigen...
A
Mens en konijn
B
periodieksysteem en groep
C
groep en periode
D
atoomsoort en symbool

Slide 5 - Quiz

Hoe heten de horizontale balken in het periodiek systeem?
A
Periode
B
groep
C
rij
D
kolom

Slide 6 - Quiz

Metalen hebben als eigenschap dat....
A
Dat ze geel zijn
B
ze stroom geleiden
C
Ze staan aan de rechterkant van het periodiek systeem

Slide 7 - Quiz

Rekenen met massaverhouding
vaste massaverhouding
• waterstofchloride : ammoniak = 36,5 : 17,0
• waterstofchloride : salmiak = 36,5 : 53,5
• ammoniak : salmiak = 17,0 : 53,5

Tussen alle stoffen is een vaste massaverhouding
blz 47

Slide 8 - Slide

Stappenplan!
1. Maak een tabel van 3 regels en 3 kolommen. 
Noteer het reactieschema op de eerste regel.
2. Zet de massaverhouding op de tweede regel onder de stoffen.
3. Noteer de massa van de gegeven en gevraagde stof met de eenheid op de derde regel.
4. Bereken de gevraagde massa
5. Geef het antwoord met de gevraagde eenheid

Slide 9 - Slide

Voorbeeld!
Bereken hoeveel gram natriumchloride je kunt maken met 14,0 g chloor
1
Natrium+
Chloor→
natrimchloride
2
23,0
35,5
3
14,0

Slide 10 - Slide

(23,0x14,0):35,5=9,1 g natrium
massa natriumcloride=14,0g+9,1g=23,1g
1
Natrium+
Chloor→
natrimchloride
2
23,0
35,5
58,5
3
9,1
14,0
23,1

Slide 11 - Slide

Natrium en chloor reageren in de massaverhouding 23,0 : 35,5 tot natriumchloride. Bereken hoeveel gram chloor nodig is voor de reactie met 21,5 g natrium.
A
34g
B
33,2g
C
23,6g
D
40g

Slide 12 - Quiz

Natrium en chloor reageren in de massaverhouding 23,0 : 35,5 tot natriumchloride. Bereken hoeveel gram chloor nodig is voor de reactie met 13,7 g natrium.
A
21,1g
B
22g
C
21g
D
22,2g

Slide 13 - Quiz

Natrium en chloor reageren in de massaverhouding 23,0 : 35,5 tot natriumchloride. Bereken hoeveel gram natrium er ontstaat bij de ontleding van 7,71 g natriumchloride.
A
3,1g
B
100g
C
4g
D
3,03g

Slide 14 - Quiz

Natrium en chloor reageren in de massaverhouding 23,0 : 35,5 tot natriumchloride. Bereken hoeveel gram chloor nodig is voor de reactie met 42,0 g natrium.
A
64,8g
B
70g
C
65g
D
63,3g

Slide 15 - Quiz

3.2
Formule taal

Slide 16 - Slide

Moleculen
• Een molecuul is een groepje bij elkaar horende atomen.
• Atomen in een molecuul blijven bij elkaar door atoombinding.
• Een molecuultekening laat zien hoe de atomen verbonden zijn.

Slide 17 - Slide

Formule niet-ontleedbare stoffen
  • één soort atomen.
  • De formule schrijf je zo: atoomsymbool(fase)

Slide 18 - Slide

Voorbeelden formule niet-ontleedbare stoffen

Slide 19 - Mind map

Niet-ontleedbare stoffen
Zeven niet-ontleedbare stoffen bestaan uit moleculen met twee dezelfde atomen.
Leer deze uit je hoofd!
BLZ 66

Ezelsbruggetje!

Slide 20 - Slide

Formules ontleedbare stoffen.
  • Opgebouwd uit moleculen.
  •  Twee of meer atomen.

De molecuulformule geeft aan:
1.  symbolen van de atoomsoorten;
2. het aantal atomen van elke atoomsoort.

Slide 21 - Slide

Soorten formules, 
Molecuul formule

• symbolen en het aantal atomen van elke atoomsoort .
• Molecuulformule heet ook wel formule.


Slide 22 - Slide

Soorten formules, 
Molecuul Tekening
•  atomen als bolletjes .
• De bolletjes van een molecuul raken elkaar.

Slide 23 - Slide

Soorten formules, stuctuurformule

•  molecuul met atoomsymbolen en streepjes weer.
• Elk streepje is een atoombinding.

Slide 24 - Slide

Oefenen
Gebruik de wis-bordjes!

Slide 25 - Slide

De coëfficiënt en de index
De coëfficiënt, het aantal moleculen
• staat voor de formule

De index, het aantal atomen van een atoomsoort in het molecuul
• staat in de formule achter het atoomsymbool in subscript of klein cijfer

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Huiswerk
Opdracht 23 t/m 26
Blz 68

Slide 28 - Slide

Toets informatie
De toets gaat bestaan uit 2 praktische onderdelen:
Je maakt een korte PPT aan de hand van een opdracht
Je gaat een aantal moleculen bouwen met een bouwset.

Slide 29 - Slide

Hoe ging deze les voor je gevoel?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll