Havo filmpjes, theorie en vragen deel 2

Hoeveel % van Nederlandse kinderen leeft in armoe?

1 op de 8 kinderen leeft in armoe in Nederand. 

Dit komt neer op 12,5%

In een laagconjunctuur is de vraag naar goederen en diensten laag. 

Consumenten zijn somber en voorzichtig.

Hierdoor zullen zij voorzichtig omgaan met hun geld en nog minder besteden.

Een laagconjunctuur versterkt zichzelf (vicieuze cirkel)

Welke verschijnselen passen bij een laagconjunctuur?

1. relatief veel gezinnen leven in armoede, lage werkloosheid
2. relatief veel gezinnen leven in armoede, hoge werkloosheid

Welke verschijnselen passen bij een laagconjunctuur?

1. hoge werkloosheid, weinig vraag naar goederen
2. lage werkloosheid, weinig vraag naar goederen

Welke kenmerken horen bij een hoogconjunctuur?

1. Een hoge werkloosheid, een dalende inflatie
2. Hoge belastingontvangsten, een stijgende inflatie

Welke kenmerken horen bij een hoogconjunctuur?

1. Een kleine vraag naar goederen, hoog consumentenvertrouwen
2. Een grote vraag naar goederen, hoog consumentenvertrouwen

Als het een tijdje (+/- 6 maanden) minder goed gaat met de economie

1. depressie
2. recessie
3. regressie
4. degressie

Het verschil tussen recessie en depressie ...

1. Recessie is minder erg
2. Recessie is 2 kwartalen krimp en depressie 3 kwartalen krimp
3. In beide gevallen daalt het reële BBP

Wat is geen gevolg van een recessie/crisis

1. Overheidsuitgaven dalen
2. Werkloosheid stijgt
3. Bedrijven failliet
4. Reorganisaties

Welke kenmerken horen bij een hoogconjunctuur?

1. Een hoge werkloosheid, een dalende inflatie
2. Hoge belastingontvangsten, een stijgende inflatie

Bij hoogconjunctuur mag je denken aan

1. Het gaat goed met de economie
2. Het gaat gemiddeld met de economie
3. Het gaat slecht met de economie

Welke kenmerken horen bij een hoogconjunctuur?

1. Een kleine vraag naar goederen, hoog consumentenvertrouwen
2. Een grote vraag naar goederen, hoog consumentenvertrouwen

De juiste omschrijving van hoogconjunctuur is

1. De groei van het nationaal inkomen is groot
2. De % groei van het nationaal inkomen is groter dan gemiddeld
3. De % groei van het reële BBP is groter dan gemiddeld

Welke verschijnselen passen bij een laagconjunctuur?

1. hoge werkloosheid, weinig vraag naar goederen
2. lage werkloosheid, weinig vraag naar goederen

Welke verschijnselen passen bij een laagconjunctuur?

1. relatief veel gezinnen leven in armoede, lage werkloosheid
2. relatief veel gezinnen leven in armoede, hoge werkloosheid

Wat betekent inflatie?

1. Alle producten worden goedkoper
2. Alle producten worden duurder

Het stijgen van de prijzen van goederen en diensten noemen we ...

1. inflatie
2. deflatie

Bij inflatie kun je meer kopen van je geld.

1. Waar
2. Niet waar