Grammatica

Grammatica Les
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsISK

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatica Les

Slide 1 - Slide

Samen lezen
Verhalen
Groep 1; Jamal, Ebubekir, Nikita, Martin, Haifa, Fideel, Alina, Bella, Abdul, Ibro
Groep 2;
Taim, Timofii,Solin,Aaron,Yamama




Natuurlijk, hier zijn de antwoorden:

Hij ging gisteren naar school.
Ze leest vaak interessante boeken.
Je houdt van klassieke muziek.
Zij speelt graag met haar vrienden.
We gaan morgen naar het museum.
Hij moet morgen niet werken.
Zij heeft een mooie collectie schilderijen.
Ik ga op de bank televisie kijken.



User

Slide 2 - Slide

Wat gaan we leren?
-Wat zijn werkwoorden? (herhaling)
-Voorbeelden geven van werkwoorden
-werkwoorden vervoegen
-zinnen maken

Slide 3 - Slide

werkwoorden

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Wat voor woorden zijn werkwoorden?

Slide 8 - Open question

Wat gaan we doen?
-inoefening (video)
-opdrachten eenvoudige grammatica (schrift)

Slide 9 - Slide

Wat gaan we leren?
-goede zinnen maken
-volgorde woorden

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

woordvolgorde zinnen
Wie?
Doe wat?
Waar?
Wanneer?

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
Meneer Kroes geeft les in lokaal CL2 op woensdag.

Slide 14 - Slide

Aan de slag
-maak de opdrachten van eenvoudige grammatica


Slide 15 - Slide

Wat voor woorden zijn werkwoorden?

Slide 16 - Open question

Groep A
verleden tijd
voltooide tijd

Slide 17 - Slide

Zet de zin in de verleden tijd
Hij fietst naar huis.
Jullie wonen in Friesland.
Zij vliegen naar Madrid.
Wij slapen op een matras.

Slide 18 - Slide

Correcte antwoorden
Hij fietste naar huis.
Jullie woonden in Friesland.
Zij vlogen naar Madrid.
Wij sliepen op een matras.

Slide 19 - Slide

Zet de zin in de voltooide tijd
Hij fietst naar huis.
Jullie wonen in Friesland.
Zij vliegen naar Madrid.
Wij slapen op een matras.

Slide 20 - Slide

Voltooide tijd
Hij is naar huis gefietst.
Jullie hebben in Friesland gewoond.
Zij zijn naar Madrid gevlogen.
Wij hebben op een matras geslapen.

Slide 21 - Slide

Groep B
Verkleinwoorden
De, Het, Een

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Link

Voor de rest
Veel lezen, veel oefenen

Slide 25 - Slide

Aan de slag
-maak de opdrachten van eenvoudige grammatica


Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide