Examentraining 2022 - variant 1 - examentraining donderdag 17 april

Examentraining 
Ga vast naar www.lessonup.app en log in.

Klik ook vast op de link hieronder en ga vast naar het juiste examen.
vmbo - KB 2022 examenvariant 1

Denk eraan: met spellingscontrole als je dyslexie hebt. 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Examentraining 
Ga vast naar www.lessonup.app en log in.

Klik ook vast op de link hieronder en ga vast naar het juiste examen.
vmbo - KB 2022 examenvariant 1

Denk eraan: met spellingscontrole als je dyslexie hebt. 

Slide 1 - Slide

Het Cito-examen lezen, kijken, luisteren en schrijven
  • Je krijgt 120 minuten de tijd.
  • Je maakt het examen op de computer.
  • Je krijgt één totaalcijfer voor lezen, luisteren en schrijven.
  • 40 à 50 meerkeuzevragen.
  • Je mag deze hulpmiddelen gebruiken:
    - Pen en papier
    - Woordenboek Nederlands

Slide 2 - Slide

Soorten examenvragen
  1. De meeste vragen testen of je begrijpt waar een tekst of fragment over gaat, of je hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden, of de inhoud betrouwbaar is, enz.

  2. Af en toe krijg je een vraag over de betekenis van een woord of een zin.

Voorbeeld vraag over betekenis woord / zin

Slide 3 - Slide

Zoekend lezen TIP
  • De eerste tekst is zoekend lezen.
  • Markeer in de tekst waar je je antwoord hebt gevonden. Als je aan het einde van het examen tijd over hebt, kun je je antwoorden makkelijker controleren.
Maak vraag 1.
timer
15:00

Slide 4 - Slide

Vragen over toon en houding
De deelnemers aan een gesprek kunnen zich op verschillende manieren opstellen. Hun houding kan neutraal zijn, maar ook partijdig, kritisch, verontwaardigd, enthousiast of afwijzend. Dat merk je aan de inhoud van wat ze zeggen, en aan de toon waarop.

Voor een leestekst geldt eigenlijk hetzelfde. Iemand die kritisch is, spreekt of schrijft anders dan iemand die enthousiast is.

Slide 5 - Slide

Informeren
Instrueren
Overtuigen
Activeren
Betoog
Recept
Gebruiksaanwijzing
Nieuwsbericht
Interview
Ingezonden brief
Opiniestuk
Reclamefolder
Recensie
Achtergrondartikel

Slide 6 - Drag question

Advertentie TIP
  • Lees de hele tekst en bekijk de plaatjes.
Bepaal:
  • Commerciële of ideële advertentie (iets verkopen of overtuigen van een mening)
  • Doelgroep
  • Tekstdoel
Maak t/m vraag 9.
timer
15:00

Slide 7 - Slide

Vragen over onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp - waar gaat de tekst over in een of enkele woorden?

Hoofdgedachte - wat wordt er in één zin over dat onderwerp gezegd in de tekst ? (Ook wel: de kortst mogelijke samenvatting van de tekst)

Slide 8 - Slide

In welk tekstdeel wordt de hoofdgedachte vaak herhaald of samengevat?
A
In de inleiding
B
In het middenstuk
C
In de tweede alinea
D
In het slot

Slide 9 - Quiz

Vragen over tekstrelaties
Tekstverbanden
Wat voor een verband hebben twee of meerdere alinea's met elkaar?

Signaalwoorden
Woorden die een signaaltje afgeven waaraan je het tekstverband kunt herkennen.

Slide 10 - Slide

Conclusie
Tegenstelling
Reden / argument
Oorzaak-gevolg
hoewel
dus
kortom
doordat
echter
want
daarom
toch
desondanks
als gevolg van
omdat
concluderend
maar

Slide 11 - Drag question

Welke functies kan een inleiding van een tekst hebben?
A
Nieuwsgierig maken
B
Onderwerp introduceren
C
Conclusie geven
D
Aankondigen hoe de tekst in elkaar zit

Slide 12 - Quiz

Bestaat een informatieve tekst alleen maar uit feiten?
A
Ja, er worden geen meningen in genoemd
B
Nee, in een informatieve tekst staan vaak feiten, maar er kunnen net zo goed meningen in staan
C
Nee, in een informatieve tekst worden vooral meningen genoemd, maar wel van voor- & tegenstanders

Slide 13 - Quiz

Standpunten en argumenten
Standpunt - de mening die iemand over een onderwerp heeft.
Ik vind dat... / Mijn mening is...

Argument - redenen waarmee je een ander overtuigt om er net zo over te denken.
Want, daarom, omdat, 

Slide 14 - Slide

Wat zijn aanwijzingen voor een betrouwbare tekst?
A
Voor- en tegenstanders komen allebei aan het woord.
B
De auteur of programmamaker neemt zelf een duidelijk standpunt in.
C
Feiten worden objectief beschreven en de bronnen worden vermeld.

Slide 15 - Quiz

Maak het de rest van het examen

  • Vraag 10 - 17 bij tekst 'Nu is de pauze verpest'
  • Vraag 18 schrijfopdracht. Lees de opdracht goed:
Wordt er gevraagd naar een artikel, schrijf dan een artikel. Wordt er gevraagd naar een e-mail, schrijf dan een e-mail. 
  • Vraag 19 - 26 bij tekst 'Magic from Holland'
  • Vraag 27 - 30 weer een videofragment. 

Slide 16 - Slide

Tips voor het examen lezen, kijken en luisteren
Voor het examen:
  1. Lees dagelijks een kwartiertje de krant (kan ook online)
  2. Kijk iedere dag naar het nieuws of een actualiteitenprogramma (Jinek, Nieuwsuur, EenVandaag

Tijdens het examen:
  1. Zorg dat je goed uitgerust bent.
  2. Lees de instructies (vooraf én bij de vragen) goed door.
  3. Neem je tijd.
  4. Baseer je antwoord op de tekst of het fragment.
  5. Lees alle antwoordmogelijkheden goed door.



Slide 17 - Slide