1.1 een nieuw vak

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

1.1            een nieuw vak

Alles wat er om je heen gebeurt

Natuurkunde, Biologie en Scheikunde

Eigenlijk alles wat er om jou heen gebeurt, alles wat er in jou gebeurt en wat er in de natuur gebeurt heeft iets te maken met Natuurkunde, Biologie of Scheikunde

Natuurverschijnselen

Bliksem, stoffen, water, licht en geluid komen voor in de natuur.

Natuurverschijnselen zijn dingen die gebeuren in de natuur. 

Bij natuurkunde en scheikunde  leer je hoe deze natuurverschijnselen werken.

Biologie

Vak dat gaat over de levende natuur, dus over mensen, planten en dieren.

Natuurkunde

Vak dat gaat over natuurverschijnselen en over stoffen die van toestand veranderen.

Scheikunde

Vak dat gaat over natuurverschijnselen en over stoffen die in andere stoffen veranderen.

Verschil tussen Natuurkunde en scheikunde

Water, hout en steen zijn stoffen uit de natuur. 

Stof betekent: waarvan het gemaakt is.

Fasen veranderen

Water is een vloeistof. In nat wasgoed zit water. Als je de was te drogen hangt, dan gaat het water uit de was. Het water verandert in waterdamp. Waterdamp is een gas dat je niet kunt zien.

Als het vriest, dan verandert water in ijs. 

IJs is een vaste stof. Water kan dus veranderen in waterdamp of in ijs. Waterdamp en ijs zijn allebei water, maar in een andere toestand. Van waterdamp en ijs kun je weer water maken.

Echt veranderen

Stoffen kunnen ook op een andere manier veranderen. Hout kan verbranden. Het hout verandert dan in houtskool, as en rook. Van houtskool, as en rook kun je geen hout meer maken. Het hout is voor altijd veranderd in andere stoffen.

Scheikunde

De stof verandert in een andere stof. Bijvoorbeeld: hout wordt as. Van as kun je geen hout meer maken (de oorspronkelijke toestand). De stof hout is een andere stof geworden. 

Dit hoort bij scheikunde.

Natuurkunde

De stof verandert van toestand. Bijvoorbeeld: water bevriest en wordt ijs. De stof kan ook weer terug veranderen: als je ijs verwarmt, krijg je weer water. Dit hoort bij natuurkunde.

Onthoud:

Natuurkunde en scheikunde gaan over natuurverschijnselen in de niet-levende natuur.

  

Biologie gaat over de levende natuur, dus over mensen, dieren en planten.

Natuurkunde en scheikunde gaan ook over stoffen.

Bij natuurkunde veranderen stoffen van toestand.  (vb water,  ijs,  waterdamp)

Bij scheikunde veranderen stoffen in andere stoffen.

Even een paar vragen!

https://lessonup.app/code

kies voor "Code invoeren"

1. Natuurkunde en scheikunde

1. Gaan over natuurverschijnselen in de levende natuur.
2. Vertellen je alles over de bloemetjes
3. Gaan over natuurverschijnselen in de niet-levende natuur.
4. Hebben niks met techniek te maken

2. Biologie gaat over

1. Alleen over de bloemetjes en de bijtjes
2. Chemische reacties en verschijnselen
3. De levende natuur, dus over mensen, dieren en planten.
4. veranderen stoffen in andere stoffen

3. Bij natuurkunde

1. veranderen stoffen van toestand
2. veranderen stoffen in andere stoffen.
3. gaat het over de levende natuur, dus over mensen, dieren en planten.
4. gaat het absoluut niet over techniek

5. Bij scheikunde

1. veranderen stoffen van toestand
2. veranderen stoffen in andere stoffen.
3. gaat het over de levende natuur, dus over mensen, dieren en planten.
4. gaat het absoluut niet over techniek

6. de afkorting BiNaSk staat voor:

1. Biologie, natuurkunde en scheikunde
2. geen idee, maar het klinkt wel lekker
3. Bikkelen, natuurlijk en schilderkunst
4. bitterballen natuurlijk

7. Natuurverschijnsel is iets dat

1. in de natuur gebeurt
2. gebeurt alleen in de natuurkunde
3. gebeurt alleen in de scheikunde

Tot de volgende les!