persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t
• Leerjaar 2

Weer twee nieuwe woorden erbij:
persoonlijke voornaamwoorden en bezittelijke voornaamwoorden.
Heb je hier weleens van gehoord?

persoonlijke voornaamwoorden

Voor de vakantie deden we veel met werkwoorden ( doe woorden)

Daar hoorde  ook altijd een vervangend woordje bij zoals:

ik, jij, hij, zij, wij, jullie en zij= personen

bezittelijk voornaamwoord

Dit woordje hoort bijna altijd bij een zelfstandig naamwoord.

Het zelfstandig naamwoord is een ding, een dier of een mens.

Als je het opschrijft heb je een plaatje in gedachten.

Het bezittelijk voornaamwoord past hier weer bij!!

bezittelijk voornaamwoord(vnw)

Ik ( persoonlijk vnw) heb een huis.

Het is mijn( bezittelijk vnw) huis.

Ik  ( persoonlijk vnw) vraag aan jou ( persoonlijk vnw) of je meegaat. Het is jouw ( bezittelijk vnw) vraag.

Doel van vandaag

Je kan aan het einde van de les de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zelf toepassen en weet het verschil tussen de twee voornaamwoorden. 

Vaak automatisch goed

Even oefenen:

 De leerkracht stelt nu aan iedereen wat vraagjes:

vb: ik heb een boek: het is mijn boek

vb:zij heeft een boek: het is haar boek

Over welke woordsoorten
ging dit liedje?

1. zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
2. werkwoorden
3. persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
4. voorzetsels

ik, jij, hij, zij, jullie, wij, zij.
Dit zijn personen.
We noemen het

1. bezittelijke voornaamwoorden
2. werkwoorden
3. lidwoorden
4. persoonlijke voornaamwoorden

mijn, jullie, zijn, haar, hun ,onze, zijn woorden die horen bij het bezit van iemand. Deze woorden noem je:

1. lidwoorden
2. werkwoorden
3. bezittelijke voornaamwoorden
4. persoonlijke voornaamwoorden

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. voorzetsel
4. bijvoeglijk naamwoord

Hij heeft mijn fiets gestolen.
Hij= voornaamwoord
mijn= voornaamwoord

1. hij= bezittelijk mijn bezittelijk
2. hij=persoonlijk mijn= bezittelijk
3. hij=persoonlijk mijn= persoonlijk
4. hij is bezittelijk mijn= persoonlijk

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.

1. Waar
2. Niet waar

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?

1. Jouw verhaal
2. Het verhaal van jou
3. Onze telefoon
4. zijn telefoon is leeg.

Door welke persoonlijke voornaamwoorden kan je de personen in deze zin vervangen?
. Mijn moeder heeft Mick straf gegeven.

1. Zij + hij
2. Zij + hem
3. Haar + hij
4. Haar + hem

Het woord:
JOUW
is een ( denk aan het filmpje)

1. persoonlijk voornaamwoord
2. vragend voornaamwoord
3. wederkerend voornaamwoord
4. bezittelijk voornaamwoord

Opdracht 

Beschrijf hoe jouw kamer eruit ziet en wat voor spullen erin liggen. 

Benoem minstens vijf dingen die er in je kamer te vinden zijn. 

Maak hierbij gebruik van bezittelijke en persoonlijke voornaamwoorden. 

Noem vijf bezittelijke of persoonlijke voornaamwoorden.

Heb je het een beetje door?

1. ja
2. een beetje
3. nee
4. echt niet!!!

we gaan nu zo oefenen

Maak het werk blad en gebruik je hulpblad.

Je mag met z'n tweeën of alleen.