Havo 4 - periode 3 - instructie 4 met fragmenten creatief schrijven

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Pas je op dat je je niet [verbranden] aan die hete oven?

1. verbrand
2. verbrant
3. verbrandt

Zie je dat [instorten] gebouw daar?

1. ingestortte
2. ingestorte

Zowel mijn zusje als mijn moeder [storten] zich vorige week op mijn zelfgebakken taart

1. storte
2. stortte
3. storten
4. stortten

Zonder jou had ik nooit dat jij op [durven]!

Vorig jaar ben ik van Utrecht naar Bilthoven...

1. verhuist
2. verhuisd
3. verhuisdt
4. verhuizd

Op onze school (geleden) de regel dat je netjes met elkaar omgaat.

1. geld
2. gelt
3. geldt

De deelnemers mochten de netjes (rangschikken) naambordjes zelf pakken

1. ranggeschikde
2. ranggeschikten
3. gerangschikten
4. gerangschikte

De militair kreeg door de koning een bijzondere onderscheiding (opspelden).

1. opgespeld
2. opgespelt
3. opgespeldt
4. opgespelld

Vroeger (uiten) mannen hun verdriet nog niet zo als nu.

1. uiten
2. uite
3. uitten
4. uitte

(houden) je moeder ook zo van friet met mayo?

Zij heeft altijd in hem (geloven).

Werk op een blaadje!

Vakboek: 13.9, 13.11, 13.12

é

accent aigu

è

accent

grave

ô

accent

circonflexe

ç

cedille

Werk op een blaadje!

Lever hier je antwoord op de vraag in

Wat is de juiste spelwijze?

1. uit-treksel
2. uitreksel
3. uittreksel

Wat is de juiste spelwijze?

1. seksualiteit
2. sexualiteit
3. seksualitijd

Wat is de juiste spelwijze?

1. omelet
2. ommelet
3. omellet

Wat is de juiste spelwijze?

1. gezamelijk
2. gesamenlijk
3. gezamenlijk

Creatief schrijven?

ZIN IN

Is wel oké

Moet dit echt, Jolijn?!

Bedenk een personage dat bij het afgespeelde geluidsfragment past.  

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Bedenk een tweede personage

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Bedenk hoe jouw personages elkaar kennen/ontmoeten

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Bedenk een belangrijke, ingrijpende gebeurtenis voor een of meer van de personages.  

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Voeg een scène toe met een dialoog.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Voeg nog een scène toe met een dialoog.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Hoe loopt het verder af? Schrijf een epiloog.

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Maak je verhaal verder af. Zorg ervoor dat het een logisch, goed te volgen verhaal wordt. Je mag gebruik maken van flashbacks of tijdsprongen.  

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Welke personages heb je bedacht?

Wat is de situering van jouw verhaal?

Welk conflict/ingrijpende gebeurtenis heb je bedacht?

OUDE FRAGMENTEN

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

Tijdens de domeintijd bel ik met alle werkgroepjes om jullie te helpen met jullie verhalen

Wat is op jou van toepassing?

1. Ik kan aan de slag!
2. Ik heb straks nog ergens een vraag over