Week 2

Herzlich Wilkommen M2A

Du brauchst:
- Kugelschreiber (pen) 
- Buch A

Je zit op je vaste plek van de plattegrond
Telefoon zit in je tas!
Tas zet je op het rek!


1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Herzlich Wilkommen M2A

Du brauchst:
- Kugelschreiber (pen) 
- Buch A

Je zit op je vaste plek van de plattegrond
Telefoon zit in je tas!
Tas zet je op het rek!


Slide 1 - Slide

Diese Stunde:

  • Wörter Lektion 1 durchnehmen
  • Hören: Aufgabe 7 (Lektion 1.3) 
  • Sprechen: Aufgabe 8 (Lektion 1.3)
  • Machen: 3, 5, 7, 9 (Lektion 1.1)

Slide 2 - Slide

ringel-s = ß (spreek je uit als sis-klank)
 die - vrouwelijk
der - mannelijk
das - onzijdig (het) 

Slide 3 - Slide

Aufgabe 8 (Lektion 1.3, S. 25)
1. Hoe heet jij?
2. Hoe oud ben jij?
3. Waar woon jij?
4. Heb je broers en zussen?    --> Geschwister = broers/zussen
5. Hoe heten jouw ouders?

Gebruik de zinnen van blz. 44! Antwoord met een hele zin!
Begroet elkaar, zeg ook een afscheidsgroet (!)

Slide 4 - Slide

Herzlich Wilkommen M2A

Du brauchst:
- Kugelschreiber (pen) 
- Buch A

Je zit op je vaste plek van de plattegrond
Telefoon zit in je tas!
Tas zet je op het rek!


Slide 5 - Slide

Diese Stunde:

  • Wörter Lektion 2 durchnehmen
  • Grammatik A 
  • Machen: Aufgabe 10 + 11

Slide 6 - Slide

Alle de/het/een-woorden schrijf je met hoofdletter!
ß = ringel-s (ss)

Slide 7 - Slide

Der, die und das
De lidwoorden in het Nederlands:
de en het
worden in het Duits aangegeven met:
der, die und das
der Mann, die Frau, das Kind

Slide 8 - Slide

Grammatik A: S. 12
Sie -> u -> hoofdletter

Slide 9 - Slide

Machen Lektion 1.1
Aufgabe 10
Aufgabe 11

Bist du fertig? Ben je klaar?
--> Lees Grammatik A en maak 11, 12

Slide 10 - Slide

Herzlich Wilkommen M2A

Du brauchst:
- Kugelschreiber (pen) 
- Buch A

Je zit op je vaste plek van de plattegrond
Telefoon zit in je tas!
Tas zet je op het rek!


Slide 11 - Slide

Aufgabe 1 (Lektion 1.6, S. 38)
1. Hoe heet jij?
2. Hoe oud ben jij?
3. Waar woon jij?
4. Heb je broers en zussen?    --> Geschwister = broers/zussen
5. Hoe heten jouw ouders?

Gebruik de zinnen van blz. 44! Antwoord met een hele zin!
Begroet elkaar, zeg ook een afscheidsgroet (!)

Slide 12 - Slide

Zwakke werkwoorden
Sie = u (hoofdletter)
e - st - t - en - t - en  

Slide 13 - Slide

Machen: Aufgabe 10, 11, 12, 13, 14, 15
timer
5:00

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide