V2 - Proeftoets taalverzorging

Proeftoets Taalverzorging
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Proeftoets Taalverzorging

Slide 1 - Slide

Geef aan wat de bijwoorden zijn in deze zin:
Hebben jullie in huis een ontzettend vol laatje?
A
ontzettend
B
ontzettend + vol
C
in + vol
D
vol

Slide 2 - Quiz

Wat voor werkwoord staat in hoofdletters?
Dat IS nog nooit gebeurd.
A
wederkerend werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hoofdwerkwoord
D
hulpwerkwoord

Slide 3 - Quiz

Geef het werkwoordelijk gezegde aan:
Zit niet zo te dromen!

Slide 4 - Open question

Wat is woordsoort van het dikgedrukte woord?
Dat is mijn zaak niet.
A
Persoonlijk vnw
B
Bezittelijk vnw
C
Wederkerend vnw
D
Vragend vwn

Slide 5 - Quiz

Zet deze zin in de bedrijvende vorm:
De maaltijd wordt verslonden door de gasten.

Slide 6 - Open question

Benoem het dikgedrukte zinsdeel:
Je moet HEM wel vertellen wat je gedaan hebt.
A
onderwerp
B
naamwoordelijk deel van het gezegde
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Zet deze zin in de lijdende vorm:
Ik zet het vuil wel even buiten.

Slide 8 - Open question

Benoem de dikgedrukte zinsdelen:
JAN geeft MARIE BLOEMEN.

Slide 9 - Open question

Vul het juiste betrekkelijke voornaamwoord in:
Ik krijg nog steeds geld van die klant, __ ik erg vervelend vind.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 10 - Quiz

Benoem het dikgedrukte zinsdeel:
Het proefwerk ZAL MAKKELIJK WORDEN.

Slide 11 - Open question

Schrijf alle voegwoorden in deze zin op: We kunnen wel wat gaan eten en naar de film, zodat we ons niet vervelen.

Slide 12 - Open question

Spel het werkwoord tussen haakjes correct:
Is jouw laptop al (upgraden)?

Slide 13 - Open question

Wat is de juiste spelling?
Die __ aardappels smaken nergens naar.
A
aangebrandde
B
aangebrande
C
aangebrandden
D
aangebranden

Slide 14 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes correct:
(rijden) hij altijd zo hard?

Slide 15 - Open question

In welke zin zijn alle werkwoorden correct gespeld?
A
De gestrandde olietanker bevindt zich voor de kust.
B
Ze hoeste en proeste en reed daarom langs een teststraat.
C
De opnieuw bekleedde bank wordt morgen bezorgt.
D
Ik merkte dat ze de vloer stevig hadden geschrobd.

Slide 16 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes correct:
Zij (timen) hun aankomst gisteren perfect.

Slide 17 - Open question

Geef de juiste spelling van het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord: De (verwoesten) winkel werd met hulp van buurtbewoners in ere hersteld.

Slide 18 - Open question

In welke zin zijn alle woorden correct gespeld?
A
Met behulp van verschillende technologiën kunnen we corona detecteren.
B
Die bangerikken hebben niets gezegd over Lex's fiets.
C
Lex' fiets is helaas tegen uw auto gevallen.
D
Politici kunnen essay's vol met onzin schrijven.

Slide 19 - Quiz

Welk woord moet je hier invullen?
Wat kan dat __ nou schelen?
A
je
B
jij
C
jouw
D
jou

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groente-soep
D
groentessoep

Slide 21 - Quiz

Geef de juiste spelling van de bijvoeglijke naamwoorden tussen haakjes: Je moet nooit een (metaal) pan in de magnetron zetten, maar een (plastic) schaal gaat wel.

Slide 22 - Open question

Spel het woord tussen haakjes correct:
Ik houd niet van honden, maar (sommig) vind ik wel leuk.

Slide 23 - Open question

Op welke plekken kun je dit woord allemaal afbreken: apotheekmedewerker?

Slide 24 - Open question

Plaats hoofdletters en leestekens in de volgende zin: ik zei nog je moet mevrouw de ruijter bedanken voor de koekjes

Slide 25 - Open question

Plaats leestekens in de volgende zin:
ik dacht daar ga ik me niet aan wagen

Slide 26 - Open question

Waar moet de dubbele punt in de volgende zin:
ik geef je twee opties of je levert het nu in of ik krijg morgen in mijn postvakje je werkstuk
A
in
B
morgen
C
geef
D
opties

Slide 27 - Quiz

Plaats leestekens en hoofdletters in de volgende zin:
's middags ging ik met sofie verwater eten in dat mooie restaurant in de lange nieuwstraat

Slide 28 - Open question

Plaats leestekens en hoofdletters in de volgende zin:
als je niet doorloopt bots ik tegen je aan

Slide 29 - Open question