Taal: herhaling trappen van vergelijking

Doel van de les
Ik kan de trappen van vergelijking
toepassen in de zinnen.


Wat is een trap van vergelijking?
Wat wordt bedoeld met toepassen?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Doel van de les
Ik kan de trappen van vergelijking
toepassen in de zinnen.


Wat is een trap van vergelijking?
Wat wordt bedoeld met toepassen?

Slide 1 - Slide

Lesopbouw
  • Weet je nog?
  • Regelmatige trap
  • Onregelmatige trap
  • Waar moet ik op letten?
  • Laat maar zien dat jullie het weten.
  • Laat maar zien dat jij het weet.

Slide 2 - Slide

Weet je nog?
slim - slimmer - slimst

  1. Ik ben slim.
  2. Jij bent slimmer.
  3. En hij is het slimst.



Slide 3 - Slide

Weet je nog?
Uitzonderingen
Kim heeft een oude auto,
maar die rijdt nog goed.

Peter heeft een nieuwe auto, die rijdt ......

Maar mijn auto rijdt het .....

Slide 4 - Slide

Voorbeelden
  • laat
  • later
  • laatst


Voorbeelden
We oefenen samen
  • veel
  • meer
  • meest
  • vroeg
  • vroeger
  • vroegst

  • goedkoop
  • goedkoper
  • goedkoopst

  • gek
  • gekker
  • gekst

  • braaf
  • braver
  • braafst

Slide 5 - Slide

Waar moet ik op letten?
  1. Hoort het woord bij de trappen van vergelijking? Zet er eens "Ik ben..." of "Het is..." voor. 
  2. Is het een regelmatige of onregelmatige trap?
  3. Let vooral bij de vergrotende trap op de spelling (Jantje snoeper, dubbelzetter of stam +er en f/v en s/z verwisseling)
schrijf in je bordwerkschrift:

Slide 6 - Slide

Nu jullie

Bedenk in tweetallen een trap van vergelijking. 

Schrijf ze alle drie op (slim - slimmer - slimst) jullie wisbordje. 

Overleg met elkaar of je hebt gelet op de drie punten die we net hebben besproken. 

  • Gelukt? Dit doen we nog een keer!

Slide 7 - Slide

Nu jij

We gaan nu oefenen met de trappen van vergelijking om te zien of je zelf aan de slag kunt met de les. 

Slide 8 - Slide

Welke woorden ontbreken in deze trap?
Typ alle woorden van de trap.

Slide 9 - Open question

Welke woorden ontbreken in deze trap?
Typ alle woorden van de trap.

Slide 10 - Open question

Welke woorden ontbreken in deze trap?
Typ alle woorden van de trap.

Slide 11 - Open question

"We lopen over de drukste markt."


Welk woord uit de zin past op de woordtrap?
A
lopen
B
over
C
drukste
D
markt

Slide 12 - Quiz

"Wat heb jij mooie schoenen aan."


Welk woord uit de zin past op de woordtrap?
A
heb
B
mooie
C
schoenen
D
aan

Slide 13 - Quiz

"Voor muizen ben ik ...... dan mijn zus."


Welk woord past in de zin?
A
groot
B
bang
C
banger
D
groter

Slide 14 - Quiz

"De olifant is ....... dan de mier."


Welk woord past in de zin?
A
dik
B
dikste
C
diker
D
dikker

Slide 15 - Quiz

"Ik ben goed, maar mijn vader is de ........"


Welk woord past in de zin?
A
goedste
B
beter
C
goedere
D
beste

Slide 16 - Quiz

Blok 3 week 4 les 19 en 20
Maak les 20 zelfstandig: opgave 1 t/m 5
De stemthermometer staat op 0. 
3 fouten of meer? Zet je blokje op vraagteken. 

Klaar? 
Werk aan je persoonlijke leerdoelen



Slide 17 - Slide

Gooi de dobbelsteen!
Wat was het doel?                                                                                       Noem een voorbeeld van een trap.

Wat is de overtreffende trap van goed?                                           Kon je je concentreren?

Wat vond je moeilijk?                                                                                 Wat lukte goed?

Slide 18 - Slide