BL les 8: verwijswoorden

Nederlands

Begrijpend lezen
Les 8: 

HAVO 1
 P2 2019-2020
1 / 18
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands

Begrijpend lezen
Les 8: 

HAVO 1
 P2 2019-2020

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je geleerd ...

... weet je wat hoofdzaken en bijzaken zijn.
... weet je wat de hoofdgedachte van een tekst is.
... weet je wat globaal en intensief lezen inhoudt.

Wie weet het nog? Steek je vinger op!


Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les ...

... weet je wat verwijswoorden zijn.

Slide 3 - Slide

Verwijswoorden
In teksten staan woorden die verwijzen naar andere woorden. Een schrijver gebruikt ze om te voorkomen dat hij dezelfde woorden herhaalt, waardoor een tekst saai wordt.

Verwijswoorden kunnen naar één woord, een groepje woorden of een hele zin verwijzen.   

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden
Michelle heeft gisteravond het werkstuk voor aardrijkskunde gemaakt, zodat ze in het weekend naar het strand kan. ('ze' verwijst naar één woord)

Bij een bekende webwinkel heb ik twee nieuwe spellen gekocht, want die waren in de aanbieding. ('die' verwijst naar twee nieuwe spellen)

Mijn neef is Nederlands kampioen judo geworden. Dat vind ik een goede prestatie. ('dat' verwijst naar een hele zin) 

Slide 5 - Slide

Aan de slag!

Pak je lesboek erbij.
Lees tekst 5: Gezellige aardmannetjes (nog een keer)
Blz. 193 

Slide 6 - Slide

Aan de slag!

Log in bij LU: BL les 8
Maak vraag 1 t/m op slide

Slide 7 - Slide

1. Waarnaar verwijst 'ze' in r. 1?

Slide 8 - Open question

2. Waarnaar verwijst 'daar' in r.5?

Slide 9 - Open question

3. Waarnaar verwijst 'die' in r.11?

Slide 10 - Open question

4. Waarnaar verwijst 'hij' in r.11?

Slide 11 - Open question

5. Waarnaar verwijst 'ze' in r.14?

Slide 12 - Open question

6. Waarnaar 'die' in r. 15?

Slide 13 - Open question

7. Waarnaar verwijst 'hen' in r. 22?

Slide 14 - Open question

Aan de slag!

Ga naar blz. 200/201
Lees tekst 8: Henry Ford


Slide 15 - Slide


Slide 16 - Open question

1. Op welke manieren trekt de schrijver in de inleiding de aandacht van de lezer?
A
Hij kondigt het onderwerp aan.
B
De aanleiding voor het schrijven noemen.
C
Een anekdote vertellen
D
Vragen stellen

Slide 17 - Quiz

2. Noteer het deelonderwerp van alinea 2.

Slide 18 - Open question