Vrijdag 28 oktober

Welkom
Ga rustig zitten. Pak alvast je boek, pen en rekenmachine.

Je jas is aan de kapstok en je telefoon is uit het zicht.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Ga rustig zitten. Pak alvast je boek, pen en rekenmachine.

Je jas is aan de kapstok en je telefoon is uit het zicht.

Slide 1 - Slide

Vandaag
5e uur
- Zelfstandig aan het werk met paragraaf 1.3 (15 minuten)
- Wat heb je tot nu toe allemaal geleerd?

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Je kunt uitleggen wat brutowinstmarge is
Je kunt rekenen met de brutowinstmarge
Je kunt de winkelprijs berekenen

Slide 3 - Slide

Afzet
Afzet is het aantal producten dat een bedrijf verkoopt.

Slide 4 - Slide

Omzet
afzet x de verkoopprijs

LET OP: de verkoopprijs is exclusief btw!

Omzet wordt ook wel opbrengst of verkoopwaarde genoemd.

Slide 5 - Slide

Nettowinst berekenen
Omzet ( Aantal verkochte producten x Verkoopprijs)

Inkoopwaarde ( Aantal verkochte producten x Inkoopprijs )

Brutowinst ( Omzet - Inkoopwaarde )

Bedrijfskosten (Loonkosten, onderhoudskosten, schoonmaakkosten, energiekosten, etc, ... )

Nettowinst ( Brutowinst - Bedrijfskosten )

Slide 6 - Slide

Van omzet naar nettowinst
Omzet                                              (verkoopprijs x aantal verkochte producten)
Inkoopwaarde                              (inkoopprijs x aantal verkochte producten)
-----------------    -
Brutowinst
Bedrijfskosten                              (Bijvoorbeeld: loon, huur, etc.)
-----------------     -
Nettowinst

Slide 7 - Slide

Restwaarde en afschrijving
Bedrijven hebben kapitaalgoederen (kassa's, kledingrekken, etc.). Die spullen gaan een tijd mee, daarna kun je ze vaak nog verkopen, dat is de restwaarde.

Kapitaalgoederen worden steeds minder waard, de waardevermindering noem je afschrijving. De formule voor afschrijving:

aanschafwaarde - restwaarde
-----------------------------------
         aantal gebruiksjaren

Slide 8 - Slide

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

De omzet is € 25.000, de inkoopwaarde is € 12.347. Hoeveel is de brutowinst?

Slide 10 - Open question

Noem een voorbeeld van bedrijfskosten.

Slide 11 - Open question

Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst - bedrijfskosten
B
omzet - inkoopprijs
C
afzet x prijs
D
bedrijfskosten - inkoopprijs

Slide 12 - Quiz

De omzet van de kledingwinkel van Tevin is
€ 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500. De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000

Slide 13 - Quiz

Joyce heeft een lampenwinkel. Haar omzet in november dit jaar is € 22.000. In dezelfde maand vorig jaar was dat € 20.000.
Wat is er veranderd aan de omzet?
A
De omzet is gestegen met € 22.000.
B
De omzet is gestegen met € 2.000.
C
De omzet is gedaald met € 2.000.
D
De omzet is gedaald met € 20.000.

Slide 14 - Quiz

Krijn is deze week tevreden over de behaalde brutowinst.
Uit welke twee delen bestaat de brutowinst?
A
inkoopwaarde & omzet
B
nettowinst & bedrijfskosten

Slide 15 - Quiz

Brutowinstmarge

Brutowinstmarge = brutowinst : inkoopwaarde x 100
Schrijf dit op

Slide 16 - Slide

Brutowinstmarge

Dit is een percentage die weergeeft hoeveel brutowinst je maakt ten opzichte van de inkoopwaarde

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Rekenen met btw
De verkoopprijs van een jas is € 125.
De btw is 21%.

De consumentenprijs (wat betaal je in de winkel):
€ 125 : 100 x 121

€ 125 : 100 x 21 = € 26,25
€ 125 + € 26,25 = € 151,25

Slide 19 - Slide

Rekenen met btw
De consumentenprijs van een product is € 159,95.
De btw is 21%.

De verkoopprijs:
€ 159,95 : 121 x 100 = € 132,19

Slide 20 - Slide

Zelfstandig werken
Maken paragraaf 1.4

Slide 21 - Slide