De meeste auto’s rijden op benzine. Benzine is een
brandstof. In de motor wordt de benzine verbrand. Hierbij komt energie vrij in de vorm van
beweging en warmte. Bij verbranding verdwijnt de brandstof en ontstaan nieuwe stoffen. De stoffen die ontstaan bij verbranding noemen we
verbrandingsproducten. Door de verbranding in een automotor verdwijnt de benzine en ontstaan uitlaatgassen. Uitlaatgassen zijn voorbeelden van verbrandingsproducten. Sommige auto’s rijden op alternatieve brandstoffen.
Vorig jaar heb je geleerd dat er bij verbranding van een kaars ook bepaalde verbrandingsproducten vrij komen. In dit geval gaat het om water en koolstofdioxide. De energie die vrijkomt is in de vorm van licht en warmte. Om te kunnen verbranden heeft de kaars zuurstof nodig. Zoals je geleerd hebt kan je dit aantonen met een proefje. Het verbrandingsproduct water kunnen we met onze eigen ogen waarnemen. Koolstofdioxide kunnen we daarentegen niet met onze eigen ogen zien. Hiervoor hebben we stof nodig die koolstofdioxide kan aantonen. Dit noemen we een indicator.