Woordsoorten

Woordsoorten
§2, §4, §6, §8, §10 en §12
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Woordsoorten
§2, §4, §6, §8, §10 en §12

Slide 1 - Slide

Woordsoorten
§2 Zelfstandig naamwoord en lidwoord (p. 206)
§4 Bijvoeglijk naamwoord (p. 210)
§6 Zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord (p. 214)
§8 Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord (p. 218)
§10 Voorzetsel (p. 222)
§12 Bijwoord (p. 226)

Slide 2 - Slide

olw - onbepaald lidwoord
blw - bepaald lidwoord
zn - zelfstandig naamwoord
zn-e - eigennaam
bn - bijvoeglijk naamwoord
st.bn - stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

zww - zelfstandig werkwoord
hww - hulpwerkwoord
pers.vnw - persoonlijk voornaamwoord
bez.vnw - bezittelijk voornaamwoord
vz - voorzetsel
bw - bijwoord


LEERTIP:
Leer al deze afkortingen uit je hoofd en zorg dat je van iedere woordsoort een paar voorbeelden kent.

Slide 3 - Slide

§2 Lidwoord
In het Nederlands hebben we 3 lidwoorden: de, het, een.

Bepaald lidwoord (blw): de, het
Onbepaald lidwoord (olw): een

LET OP: het is alleen een lidwoord als het bij een zelfstandig naamwoord hoort!

Slide 4 - Slide

§2 Lidwoord
WEL een lidwoord:
Pak het wasmiddel even.
Ik heb een superleuk afspraakje vanavond.

GEEN lidwoord:
Waar is het gebleven?
Er is er nog een over.

Slide 5 - Slide

§2 Zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoorden zijn mensen, dieren, dingen, planten, concepten, gevoelens etc. 

Voorbeelden zn: vrouw, leeuw, doos, appelboom, vriendschap, verdriet, droom, planeet, seizoen, jaar.

Slide 6 - Slide

§2 Zelfstandig naamwoord
Een speciale categorie zelfstandig naamwoord is de eigennaam (zn-e). Dit zijn de specifieke namen van mensen, dieren, plaatsen etc.

goudvis = zn      -> Bluppie = zn-e
jongen = zn        -> Amir = zn-e
stad = zn              -> Berlijn = zn-e

Slide 7 - Slide

§4 Bijvoeglijk naamwoord
Bijvoeglijk naamwoorden geven meer informatie over het zelfstandig naamwoord. 

Vaak staan ze voor het zelfstandig naamwoord, maar ze kunnen ook op een andere plaats in de zin staan!

Dat nieuwe meisje is echt fantastisch!

Slide 8 - Slide

§4 Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord kan ook in de vergrotende of overtreffende trap staan.

Die jongen is veel aardiger dan jouw vriend.
Jelle is het snelst van de hele klas.
Die jurk is net zo mooi als de vorige jurk die je liet zien.

Slide 9 - Slide

§4 Bijvoeglijk naamwoord
Een speciale categorie bijvoeglijk naamwoord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st.bn).

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt van welk MATERIAAL het zelfstandig naamwoord is gemaakt.

de katoenen broek, het houten vogelhuisje, de aluminium plaat

Slide 10 - Slide

§6 Werkwoorden
In een zin staat altijd één werkwoord wat het belangrijkst is. Dat is het zelfstandig werkwoord (zww).

Heb je meer dan één werkwoord in je zin? Dan zijn de minder belangrijke werkwoorden hulpwerkwoorden (hww).

Slide 11 - Slide

Voorbeelden:
Ik ga zwemmen.
   hww   zww

Ik zou gezwommen hebben.
    hww        zww            hww

Ik heb gisteren gezwommen.
    hww                        zww

Slide 12 - Slide

§8 Persoonlijk voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord is een klein woordje dat verwijst naar een persoon, dier of ding.

Lieke is een nieuw meisje in onze klas. Ze is erg aardig. Ik heb al met haar gepraat.
Weet jij waar mijn boek is? Ik kan het nergens vinden.

Slide 13 - Slide

§8 Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord en vertelt wie de eigenaar is van dat zelfstandig naamwoord.

Dat is jouw boek.
Waar staan jullie fietsen?
Ik ben m'n oplader kwijt.

Slide 14 - Slide

LET GOED OP:
Waar is het schriftje? O, laat maar, het ligt daar.
                blw                                         pers.vwn

Die poster is niet van jullie! Die lelijke daar, dat is jullie poster!
                                         pers.vnw                                      bez.vnw

Slide 15 - Slide

§10 Voorzetsels
Voorzetsels zijn woorden die verschillende stukjes zin (zelfstandig naamwoorden, gebeurtenissen etc.) met elkaar verbinden. Ze geven aan wat de relatie tussen die stukjes zijn in bijvoorbeeld de plaats of in de tijd.

Dat klinkt een beetje vaag, dus kijk vooral naar de plaatjes op de volgende dia.

Slide 16 - Slide

§10 Voorzetsels

Slide 17 - Slide

§12 Bijwoorden
Bijwoorden zijn losse woorden die meer informatie geven over de zin. Ze vertellen HOE, WANNEER, WAAR, WAAROM de actie in de zin gebeurt.

Gisteren zag ik opeens mijn fietssleutel onder de koelkast uitsteken. Ik was hem al een tijdje kwijt, maar daar had ik nog niet gekeken.

Slide 18 - Slide

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
zn
zn-e
blw
olw
hww
zww
pers.
vnw
bez.
vnw
bn
st.bn
vz
bw
Mijn
vader
wil
graag
met
een
ouderwetse
ijzeren
trein
door
Europa
gaan
reizen.

Slide 19 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
zn
zn-e
blw
olw
hww
zww
pers.
vnw
bez.
vnw
bn
st.bn
vz
bw
In
onze
groepsapp
vroeg
Denise
mij
om
de
antwoorden
van
de
grootste
opdracht.

Slide 20 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
zn
zn-e
blw
olw
hww
zww
pers.
vnw
bez.
vnw
bn
st.bn
vz
bw
Op
maandag
zit
Naomi
achter
de
kassa.
altijd

Slide 21 - Drag question

Hoe heet het benoemen van woordsoorten?
A
Rekenkundig ontleden
B
Taalkundig ontleden
C
Redekundig ontleden
D
Taakkundig ontleden

Slide 22 - Quiz

Hoe heet het benoemen van zinsdelen?
A
Rekenkundig ontleden
B
Taalkundig ontleden
C
Redekundig ontleden
D
Taakkundig ontleden

Slide 23 - Quiz

Wat is het verschil tussen woordsoorten en zinsdelen?
Woordsoorten
Zinsdelen
Elk los woord benoemen
Het gaat om de functie van een groepje woorden in een zin.
Onderwerp
Zelfstandig naamwoord

Slide 24 - Drag question

Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Deze woordsoort heeft een korte en een lange vorm.
Je kunt vaak de trappen van vergelijking erop toepassen.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.

Slide 25 - Drag question