This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Today's Lesson: 1.2 The News
What are you interested in?
Listening to and understanding news
Grammatica:
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Opdrachten 1.2 maken in de licentie
Afsluiting & Huiswerk
Slide 1 - Slide
What news are you interested in?
Slide 2 - Mind map
Slide 3 - Video
TODAY'S Grammar
Persoonlijke voornaamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 4 - Slide
Personal Pronouns
Slide 5 - Slide
Uitleg
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken we in plaats van een zelfstandig naamwoord: ==> een persoon, een dier, of een ding
Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt - he walks
De kat loopt - it walks
Slide 6 - Slide
Uitleg
Let op: I (ik) is altijd met een hoofdletter
Slide 7 - Slide
Vervang "Susan" door een persoonlijk voornaamwoord:
A
he
B
we
C
you
D
she
Slide 8 - Quiz
Vervang "the dog" door een persoonlijk voornaamwoord:
A
he
B
it
C
you
D
I
Slide 9 - Quiz
Vervang "my friends and I" door een persoonlijk voornaamwoord:
A
I
B
they
C
we
D
you
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden - 2e rijtje
Slide 12 - Slide
Peter is in love with his girlfriend, Anne. He loves ........ .
A
her
B
his
C
you
D
we
Slide 13 - Quiz
Do you help your dad? Do you help .....?
A
she
B
he
C
him
D
her
Slide 14 - Quiz
We gave him the money and he gave .......... (we) the candy.
A
him
B
them
C
her
D
us
Slide 15 - Quiz
Maak een zin met een of meer Personal Ponoun(s).
Slide 16 - Open question
Possessive
Pronouns
Slide 17 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
geven bezit aan
worden dus gebruikt om aan te geven dat iets van iemand is
Slide 18 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
Een overzicht:
mijn = my
jouw/uw = your
zijn = his
haar = her
zijn/haar (dingen) = its
onze = our
jullie = your
hun = their
Slide 19 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
Net zoals in het Nederlands kun je op nog een manier aangeven dat iets van iemand is:
Dat is mijnfiets.
Die fiets is van mij.
De betekenis van de zin is hetzelfde, maar de manier van zeggen is anders. Net als in het Nederlands gebruik je dan een ander bezittelijk voornaamwoord
Slide 20 - Slide
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie/uw
hun
my
your
his
her
our
your
their
Bezittelijke voornaamwoorden - 1
Slide 21 - Slide
van mij
van jou
van hem
van haar
van ons
van jullie/u
van hen
mine
yours
his
hers
ours
yours
theirs
Bezittelijke voornaamwoorden - 2
Slide 22 - Slide
Voorbeelden
Dit is mijngitaar. -> This is myguitar. Deze gitaar is van mij. -> This guitar is mine.
Dat zijn hunboeken. -> Those are their books. De boeken zijn van hen. -> The books are theirs.
Dit is zijntas. -> This is hisbag. Deze tas is van hem. -> This bag is his.
Slide 23 - Slide
The cat has a long tail. ______ colour is white.
A
her
B
his
C
its
D
our
Slide 24 - Quiz
Susan and Mike are twins. ____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his
Slide 25 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van deze zin: Dit is mijn gitaar.
A
This is my guitar.
B
That guitar is of mine.
C
This guitar is my.
D
Those guitars are ours.
Slide 26 - Quiz
My pencil is broken. Can I borrow ......?
A
your
B
her
C
yours
D
mine
Slide 27 - Quiz
She has a book. It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its
Slide 28 - Quiz
We are called Smith. ____ last name is Smith.
A
we
B
us
C
your
D
our
Slide 29 - Quiz
Maak een zin met een of meer Possessive Pronoun(s).
Slide 30 - Open question
Do exercise 2 + Grammar/Extra Grammar
Slide 31 - Slide
1.1 Exercises 1,2,Extra Grammar 12 + 3,4 en Exam Exercise
1.2 Exercises 1,3,4 and 2, GR13, Extra GR13 + Exam Exercise
Slide 32 - Slide
00:47
Vraag 1
Welke nationaliteit had de tegenstander van tennisser Alcott?
Slide 33 - Slide
01:31
Welke nationaliteit had de tegenstander van tennisser Alcott?
A
Amerikaans
B
Nederlands
C
Frans
D
Braziliaans
Slide 34 - Quiz
02:27
volgende vraag
In welke race had Jack Haig zijn sleutelbeen gebroken?
Slide 35 - Slide
03:48
In welke race had Jack Haig zijn sleutelbeen gebroken?
A
Tour of Spain
B
Tour de France
C
Tour of Italy
D
Olympische spelen
Slide 36 - Quiz
03:49
volgende vraag
Slide 37 - Slide
04:25
Slide 38 - Slide
04:25
Welke uitspraak is niet waar?
A
Dario is de eerste die met een vliegtuig door een autotunnel vliegt?