Wk 48 3v

Lezen
wk 48
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Lezen
wk 48

Slide 1 - Slide

Terugblik vorige les:
Leerstof leerjaar 2 herhaald:
  • Manieren om een tekst in te leiden en af te sluiten
  • Hoofdgedachte
  • kernzin (en waar ze kunnen staan)
  • zins- en alineaverbanden
  • verbindingsmanieren
  • 3 nieuwe zins- en alineaverbanden geleerd

Slide 2 - Slide

De 3 nieuw geleerde verbanden:
Je leert 3 nieuwe zins- en alineaverbanden:

1. Uitspraak - conlusie: dus, hieruit volgt, conluderend....

2. Uitspraak - samenvatting: kortom, al met al, samenvattend....

3. Uitspraak - voorwaarde: mits, als, indien, tenzij, op voorwaarde dat....

Slide 3 - Slide

De 7 verbanden die je al kende:
Je kent 7 zins- en alineaverbanden uit leerjaar 2:
  1. uitspraak - opsomming: ook, ten eerste, en 
  2. uitspraak -tegenstelling: maar, daarentegen, echter
  3. Uitspraak - voorbeeld: bijvoorbeeld, zoals, zo 
  4. Middel - doel: waarmee, daarmee, door middel van, om te..
  5. Oorzaak - gevolg: daardoor, door, waardoor, zodat
  6. Uitspraak - vergelijking: zoals, dezelfde, hetzelfde, in vergelijking met
  7. Uitspraak reden: daarom, want, omdat

Slide 4 - Slide

De 4 verbindnigsmanieren om verbanden aan te brengen tussen alinea's:

  1. door het gebruik van een signaalwoord
  2. door herhaling
  3. door overgangszinnen met een verwijzing
  4. door aankondigende zinnen

Slide 5 - Slide

Wat we deze les gaan doen en leren:
  • Lezen (7 min)
  • Huiswerkopdracht nakijken (opdr 2 blz. 85 en 86)
  • Functies van tekstgedeelten



Slide 6 - Slide

Nakijken huiswerk (opdr 2)
  • Welke vragen vond je lastig? 
  • We kijken samen het antwoord op vraag 12 na.
  • Je kijkt zelfstandig de overige antwoorden na. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Tekststructuren
Met een tekststructuur bedoelen we de opbouw van een tekst. Je leert deze les 3 tekststructuren:

  1. voordelen-en-nadelenstructuur
  2. verschijnsel-en-verklaringstructuur
  3. verschijnsel-en-besprekingstructuur

Slide 9 - Slide

Waarom zijn tekststructuren belangrijk?

  • Om teksten goed en snel samen te kunnen vatten.
  • Om zelf duidelijke teksten te schrijven.

Slide 10 - Slide

Voor- en nadelenstructuur
een probleem of verschijnsel 
voor- en nadelen hiervan
conclusie of samenvatting

Slide 11 - Slide

Verschijnsel-en-besprekingsstructuur
Een verschijnsel
verschillende kanten van verschijnsel bespreken
samenvatting
Ik zie steeds vaker dat jongeren op jonge leeftijd gaan drinken. Ik zag dit afgelopen week in een discotheek waar ik was (..), ik zie het op schoolfeesten (..) en de Volkskrant schreef er een aardig artikel over afgelopen weekend (..).

Slide 12 - Slide

Verklaringsstructuur
een verschijnsel
verschillende redenen / oorzaken voor verschijnsel noemen
samenvatting of aanbeveling
Ik zie steeds vaker dat jongeren op jonge leeftijd gaan drinken. Ouders controleren minder (..), de normen zijn aan het verschuiven (..), problematiek neemt toe en drank wordt gezien als een oplossing (..)

Slide 13 - Slide

Individuele opdracht
Lees tekst 1 op blz. 84. Welke structuur is hier gebruikt?

Je gaat nu eerst een video bekijken voordat je de volgende tekst gaat lezen.  Wat is je eerste reactie na het zien van de video?

Lees tekst 3 op blz. 89. Welke structuur is hier gebruikt?


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Individuele opdracht
(huiswerk of werkflex)


Maak opdracht 2 op blz. 130. 


Slide 17 - Slide

Welke functie is hier gebruikt? De schrijver maakt bezwaar tegen een eerdere bewering.
A
tegenwerping
B
weerlegging

Slide 18 - Quiz

Op welke 4 manieren kun je een tekst inleiden?

Slide 19 - Open question

Op welke 3 manieren kan ik een tekst afsluiten?

Slide 20 - Open question

De tekst samengevat in 1 zin noemen we:
A
de kernzin
B
de hoofdgedachte
C
het onderwerp
D
het deelonderwerp

Slide 21 - Quiz

Waar of niet waar: Een alinea kan soms geen kernzin bevatten
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Welke functie is hier gebruikt? De schrijver weegt voor- en nadelen of mogelijke oplossingen tegen elkaar af om een juiste keuze te maken.
A
argumentatie
B
oplossing
C
afweging
D
nuancering

Slide 23 - Quiz