TA 6-7 woordsoorten thema 1

• Taal
• Basisschool
• Groep 5,6

doel:

 Ik oefen met de woordsoorten:

zelfstandig naamwoord

bijvoeglijk naamwoord

lidwoord

voorzetsel

werkwoord

Noem de drie lidwoorden.

Welk lidwoord hoort op de stippellijn?

Daar is .... meisje.

1. de
2. het

Welk lidwoord hoort op de stippellijn?

Ik hoor ......haan kraaien.

1. de
2. het

Welk lidwoord hoort op de stippeltjes?

......haantje kraaide niet meer.

1. de
2. het

Welk lidwoord hoort op de stippellijn?

.... artiest

1. de
2. het
3. geen lidwoord

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Daar is Naomi al!

1. Daar
2. is
3. Naomi

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Ik zit op een kleine stoel.

1. zit
2. op
3. een
4. stoel

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Er zwemt een vis.

1. zwemt
2. vis
3. Er
4. een

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Dat is een lief konijn.

1. Dat
2. is
3. lief
4. konijn

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Ik ben over een sloot gesprongen?

1. over
2. sloot
3. ben
4. gesprongen

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Ik ben over een diepe sloot gesprongen.

1. over
2. diepe
3. sloot
4. gesprongen

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Daar is het leuke meisje.

1. Daar
2. het
3. leuke
4. meisje

De bal ligt in de kast.

Wat is het voorzetsel?

1. bal
2. ligt
3. in
4. kast

De bal rolt steeds uit de kast.

Wat is het voorzetsel?

1. rolt
2. steeds
3. uit
4. er is geen voorzetsel

Folder na folder nemen we mee naar huis.

Wat zijn de voorzetsels?

1. na naar
2. naar huis
3. nemen huis
4. na we

Mijn moeder wilde rust, maar wij kozen avontuur.

Wat is het voorzetsel?

1. er is geen voorzetsel
2. maar
3. mijn
4. moeder

Mijn moeder ging akkoord omdat het drie tegen één was.

Wat is het voorzetsel?

1. mijn
2. ging
3. het
4. tegen

Typ 1 werkwoord (let op: zonder fouten)

Wat is het werkwoord in de zin?

Ik eet 3 Bossche bollen!

1. Ik
2. eet
3. Bossche
4. bollen

Wat is het werkwoord in de zin?

Groep 6-7 fietst snel naar school.

1. groep
2. snel
3. school
4. fietst

Wat is het werkwoord in de zin?

De kinderen spelen in het park.

1. spelen
2. kinderen
3. in
4. park

Wat is het werkwoord in de zin?

We gaan op schoolreisje.

1. We
2. schoolreisje
3. op
4. gaan

Sleep de woorden naar de juiste woordsoorten toe. 

lidwoord

werk-

woord

zelfst

naamw

bijv

naamw

voorzetsel

het

de

een

werkt

gekeken

graai

lucht

gaten

olifant

gouden

deftige

knappe

achter

onder

tussen

GOED GEOEFEND!!!!