Thema 4 Luchtdruk

Thema 4 Het weer

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NaskVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 4 Het weer

Slide 1 - Slide

Doelen:
  • Aan het eind van de les kan je de eenheden van temperatuur omrekenen

Slide 2 - Slide

timer
2:00
Het weer

Slide 3 - Mind map

Luchtdruk
  • Boven ons hoofd zit een kleine 100 km. aan lucht die op ons drukt.
  • De luchtdruk geven we niet aan in kilo's, maar in millibar of hectopascal (hpa).  
  • De gemiddelde luchtdruk op aarde is 1013 millibar of hpa.
  • Luchtdruk kun je meten met een barometer

Slide 4 - Slide

Overdruk en onderdruk

Overdruk is de druk in bijvoorbeeld een autoband.

Als je spreekt van een druk van 2.2 bar, betekend dat er 2,2 bar extra in zit.  dus de absolute druk is de buitendruk 1 bar + de overdruk 2,2 bar = 3,2 bar.


Onderdruk zit bijvoorbeeld in een vacuumkamer. ALs je spreekt van een onderdruk van 0,4 bar betekend dit dat er een absolute druk van de buitendruk 1bar  - de onderdruk (0,4 bar)  = 0,6 bar

Maximum onderdruk kan dus maar 1 bar zijn.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Omrekenen van         naar  
Thermometer
Vloeistofthermometer
Als de temperatuur stijgt, zet de vloeistof uit en stijgt het vloeistofniveau in de buis.
Welke eenheid gebruiken we om de temperatuur te meten?
Graden Celcius
Amerika: graden Fahrenheit 

  



menselijk lichaam 96 graden Fahrenheit.
smeltpunt 0 graden Fahrenheit.

Tc=(Tf32)95
°F
°C
Omrekenen van         naar  
°C
°F
Tf=Tc59+32

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

?

Slide 9 - Slide

We gaan aan de slag met 4 opdrachten over deze lesstof.
Heb je alles begrepen en kan je aan de slag? vul in JA
Wil je extra uitleg vul NEE in.

Slide 10 - Open question

Aan de slag met de opdrachten!

timer
10:00

Slide 11 - Slide



Slide 12 - Slide

Antwoord vraag 1?
A
6,7
B
7,6
C
-6,7
D
-7,6

Slide 13 - Quiz

Antwoord vraag 2?
A
17,8
B
-17,8
C
-15,3
D
16,7

Slide 14 - Quiz

Antwoord vraag 3?
A
-212
B
112
C
-112
D
212

Slide 15 - Quiz

Antwoord vraag 4?
A
-86
B
86
C
-174
D
174

Slide 16 - Quiz