Di 12 maart Woordsoorten ZNW en LW en zinsdelen Lijdend voorwerp.

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Het zelfstandig naamwoord
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Het zelfstandig naamwoord

Slide 1 - Slide

Zelfstandig naamwoord
  • Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer 
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
                                       Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!! 

Slide 2 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 3 - Slide

Lidwoorden + zelfstandig naamwoorden


Wat zijn lidwoorden?
Wat zijn zelfstandig naamwoorden?

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden 
je gebruikt een bijvoeglijk naamwoord om iets of iemand te beschrijven


Slide 5 - Slide

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig
naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos

Lokalen
klein

Slide 6 - Drag question

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig
naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos

lokalen
klein

Slide 7 - Drag question

Welk woord is in deze zin een bn (=bijvoeglijk naamwoord)?
De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Drag question

Sleep alle woorden naar het juiste vak.
Dit is een bijvoeglijk naamwoord.
Dit is geen bijvoeglijk naamwoord.
huis
leuk
buurt
Rheeze
verbaasd
ronde
ramen
geverfde

Slide 9 - Drag question


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren

Slide 10 - Quiz

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 11 - Quiz

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?
A
Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
B
Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
C
Dat is een werkwoord.
D
Dat zegt iets over het onderwerp.

Slide 12 - Quiz

wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord

Slide 13 - Quiz

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 14 - Quiz

bijvoeglijk naamwoord
A
zinsdelen
B
woordsoorten

Slide 15 - Quiz

Het lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 
Let op! Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp!
Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 16 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
.
Het lijdend voorwerp
De handbaltrainer
zet
het wedstrijdschema
op Facebook.

Slide 17 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?
gekeken.
Het lijdend voorwerp
We 
hebben
vanavond
een serie 

Slide 18 - Drag question

Wat is het lijdend voorwerp?
altijd 
Het lijdend voorwerp

Waar
zet
jij 
jouw racefiets
neer?

Slide 19 - Drag question

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Ik zie haar.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je aan je ouders geschreven?
Lijdend voorwerp
Geen lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp
Geen lijdend voorwerp

Slide 20 - Drag question

Huiswerk voor di 19 maart
Maken opdracht 7 t/m 11
Herhaling van de woordsoorten.
Je herkent het bijvoeglijk naamwoord. (bnw)

Slide 21 - Slide