wat + gezegde+ onderwerp=lijdend voorwerp (4e naamval)
Aan wie/ voor wie=meewerkend voorwerp (3e naamval)
Slide 6 - Slide
De tweede naamval drukt uit dat twee personen of zaken bij elkaar horen. Daarnaast kan het om een bezit gaan. In het Nederlands gebruiken we dan meestal van. Bijvoorbeeld:
de auto van mijn zus - das Auto meiner Schwester
Maar dus niet bij.....
Ich habe die Geschichte von meiner Mutter gehört.
Slide 7 - Slide
Der-groep:
mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
des + (e)s der des + (e)s der
dieses + (e)s dieser dieses +(e)s dieser
Ein-groep:
mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
eines+(e)s einer eines keiner
meines+(e)s meiner meines+(e)s meiner
Slide 8 - Slide
-s of -es?
Mannelijke en onzijdige woorden krijgen in de 2e naamval de uitgang -s, maar soms wordt in plaats daarvan de uitgang -es gebruikt:
Achter woorden die eindigen op een s-klank : die Quelle des Flusses(der Fluss)
Soms moet je de -s aan het einde verdubbelen: die Tore des Gefängnisses(der Gefängnis)
Achter woorden met 1 lettergreep:der Keller meines Hauses, die Mähnen des Pferdes
Slide 9 - Slide
Nichts-Gruppe -
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e nvl.
reicherMann
kluge Frau
kleines Kind
liebe Kinder
3e nvl.
reichem Mann
kluger Frau
kleinem Kind
lieben Kindern
4e nvl.
reichen Mann
kluge Frau
kleines Kind
liebe Kinder
Wat valt je op?
Wat is het verschil tussen dit en het sleutel- schema?
Slide 10 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
der große Mann die große Frau das große Kind die großen Kinder
dem großen Mann der großen Frau dem großen Kind den großen Kindern
den großen Mann die große Frau das große Kind die großen Kinde
Het sleutel schema
Adjektivdeklination
mannelijk vrouwelijk onzijdig meervoud
ein großer Mann eine große Frau ein großes Kind keine großen Kinder
einem großen Mann einer großen Frau einem großen Kind keinen großen Kindern
einen großen Mann eine große Frau ein großes Kind keine großen Kinder