Uitleg Spelling H4

- Uitleg Spelling H4 (werkwoordspelling, herhaling tussenletters en los of aanelkaar schrijven)



1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Uitleg Spelling H4 (werkwoordspelling, herhaling tussenletters en los of aanelkaar schrijven)



Slide 1 - Slide

Wat zijn zwakke werkwoorden?
A
Alle Engelse werkwoorden
B
Werkwoorden met te/ten of de/den achter de stam
C
Werkwoorden die van klank veranderen in de v.t.

Slide 2 - Quiz


Maak af:
Je ziet hier ...
A
sterke werkwoorden
B
zwakke werkwoorden
C
werkwoordvervoeging tegenwoordige tijd
D
werkwoorden die van klank veranderen

Slide 3 - Quiz

schema werkwoordspelling

Slide 4 - Slide

(belanden) jouw oude telefoon in een la zodra je een nieuwe hebt?

Slide 5 - Open question

Sinds 2007 zijn er al zo'n tien miljard smartphones (produceren).

Slide 6 - Open question

Het (gebeuren) vaak dat zo'n telefoon amper twee jaar wordt gebruikt.

Slide 7 - Open question

Noteer de persoonsvorm van de zwakke werkwoorden in de verleden tijd.

LUSTEN
Als kleuter ..... Miriam geen pannenkoeken met stroop.

Slide 8 - Open question

.... (vinden) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind

Slide 9 - Quiz


Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 10 - Quiz

Engelse werkwoorden
A
Schrijf je als de Nederlandse zwakke werkwoorden
B
De ik-vorm heeft vaak dezelfde vorm als de stam
C
Ik-vorm ik pass hij-vorm hij passt
D
ik-vorm ik skate verleden tijd skatete

Slide 11 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: joggen
A
jogde
B
joggete
C
joggte
D
jogte

Slide 12 - Quiz

Slecht een deel wordt daarna (recyclen).

Slide 13 - Open question

werkwoordspelling
De jongens (begeleiden) gisteren de vrouw naar huis.
A
begeleiden
B
begeleidden
C
begeleidde
D
begeleden

Slide 14 - Quiz

Vul de werkwijzer werkwoordspelling in.
woordsoort bepalen
persoonsvorm
voltooid deelwoord
infinitief
tt
vt
hele werkwoord
1. verlengproef
2. 't kofschip
eindigt nooit op dt

ik-vorm
ik-vorm + t
hele ww
1. verlengproef
2. 't kofschip
eindigt vaak op -de(n) of -te(n)

Slide 15 - Drag question

Los of aaneenschrijven?

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Aaneenschrijven of los?

1 Samenstellingen die één betekenis hebben, schrijf je aaneen (behalve bij getallen of tekens)

lageloonlanden, hogedrukreiniger, langeafstandloper, @-teken, 50 eurobiljet

2 Splitswerkwoorden (scheidbaar samengestelde werkwoorden)

pianospelen, stukmaken, opgerookt

3 Combinaties van een voorzetsel met bijwoord of twee bijwoorden schrijf je aaneen

eroverheen, waardoor, daarboven


Slide 20 - Slide

Aan elkaar of los?
Welke is juist?
A
kennis maakte
B
kennismaakte

Slide 21 - Quiz

Aan elkaar of los?
'Hij rende … .'
A
daarheen
B
daar heen

Slide 22 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 23 - Quiz

Tussenletters bij samenstellingen

Slide 24 - Slide

Hoe schrijf je dit woord
A
Zonnebril
B
Zonnenbril

Slide 25 - Quiz

seconde + wijzer =
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 26 - Quiz

rogge + brood =
A
roggenbrood
B
roggebrood

Slide 27 - Quiz

spin + web=
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 28 - Quiz

dronken + lap =
A
dronkenlap
B
dronkelap

Slide 29 - Quiz

Wanneer gebruik je tussenletters EN
A
Alleen als het eerste woord een meervoud heeft op EN
B
Alleen als het eerste woord ergens over gaat waar maar 1 van is
C
Als je het hoort
D
Als je het ziet

Slide 30 - Quiz

Welke samenstelling schrijf je met een of meer tussenletters?
A
zang + stem
B
passagier + schip
C
toilet + bril
D
breedte + maat

Slide 31 - Quiz

Ik heb de lesstof
A
niet begrepen
B
redelijk begrepen
C
goed begrepen

Slide 32 - Quiz

Huiswerk H4 
Maak de paragraaf spelling
Meer lastige werkwoordsvormen
Belangrijk voor  3 mavo -havo!

Slide 33 - Slide