15 januari: Herhaling (les 12, 13, 14, 17, 18)

Welkom klas!

Startklaar maken
  • Spullen: KERN boek, leesboek, map/pennen, laptop
  • Telefoon in ZAKKIE
  • Log in bij LessonUp.
timer
4:30
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Welkom klas!

Startklaar maken
  • Spullen: KERN boek, leesboek, map/pennen, laptop
  • Telefoon in ZAKKIE
  • Log in bij LessonUp.
timer
4:30

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
1.  Werken aan NUMO (formuleren)
2. Huiswerk nakijken.
3. Herhaling begrippen PTO-2

Slide 2 - Slide

1. Werken aan NUMO
Wat?
Werk aan NUMO, onderdeel FORMULEREN.
Tijd?
10 minuten.
Doe je niets = HV in Magister.

Geen laptop?
Woorden KERN 16 en 17 overschrijven.

Slide 3 - Slide

2. Voorkennis PTO-2 ophalen
  1. Neem een leeg vel uit je map. 
  2. Schrijf alleen de termen/begrippen op.
  3. Bedenk eerst wat je al weet van dit begrip. 
  4. Niet terugkijken naar je aantekeningen!
  5. Schrijf op wat je weet. 

Slide 4 - Slide

PTO-2 termen
Termen die je moet kennen én moet gebruiken:

  • Standpunt
  • Stelling
  • Argument
  • Weerlegging

timer
3:00

Slide 5 - Slide

Termen  PTO
Standpunt: iets dat je vindt.
>> Ik vind dat de Nederlandse jeugd het zwaar heeft.
Stelling:
>> De Nederlandse jeugd heeft het zwaar.

Let op: geen vraagzin maken! 
Fout voorbeeld: Heeft de Nederlandse jeugd het zwaar?


Slide 6 - Slide

Termen PTO
Argument/reden: hiermee onderbouw je je mening/standpunt.
Herken je aan: want, doordat, omdat, ten eerste, tot slot.
Voorargumenten vs. tegenargumenten

Weerlegging
= Bewijzen dat iets (= argument) niet klopt.
= Tegen het tegenargument zijn + argumenten

Slide 7 - Slide

Termen PTO
Feitelijke uitspraak
Niet-feitelijke uitspraak
Kritische lezer

timer
3:00

Slide 8 - Slide

Termen PTO
  • Feitelijke uitspraak: je kunt controleren of het klopt.
  • Niet-feitelijke uitspraak: je kunt niet bewijzen dat het klopt.
  • Kritische lezer: controleert of iets klopt. Gebruikt meerdere bronnen.
vs. niet-kritische lezer: die neemt alles aan voor waarheid. 

Slide 9 - Slide

De niet-kritische lezer denkt niet goed na en neemt alles aan als waarheid:

Slide 10 - Slide

Termen PTO
Enkelvoudige argumentatie
Meervoudige argumentatie



timer
3:00

Slide 11 - Slide

Termen PTO
Enkelvoudige argumentatie:

Standpunt/mening - argument 1

Meervoudige argumentatie
Standpunt/mening - argument 1 - argument 2 - argument 3



Slide 12 - Slide

Termen PTO
Een debat
Een betoog

Je hoeft de verschillende soorten debatten niet te kennen voor dit PTO.



timer
3:00

Slide 13 - Slide

Termen PTO
Een debat: een gesprek over een onderwerp waarover de deelnemers het oneens zijn. 
Tijdens een debat wordt het eigen standpunt verdedigd met als doel een derde partij (publiek of voorzitter) te overtuigen. 

Een betoog: een debat op papier (uitgeschreven, maar niet in spreektaal). 






  • Inleiding
  • Kern: argument 1, argument 2, tegenargument + weerlegging, argument 3
  • Slot + uitsmijter

Slide 14 - Slide

Termen PTO
Voor wie is het debat relevant? 
Lokaal, provinciaal, landelijk, internationaal?

Verschillen?



Slide 15 - Slide

Termen PTO
Lokaal, provinciaal, landelijk, internationaal?
  • De tram in Den Haag piept zo veel dat het overlast geeft voor bewoners rond het centrum. 
  • De vliegbelasting moet omhoog, want anders halen we de milieudoelen voor 2040 niet.
  • De dijken langs de Rijn in Utrecht en Noord-Holland zijn niet meer stevig. 



Slide 16 - Slide

Termen PTO
Lokaal, provinciaal, landelijk, internationaal?
  • De tram in Den Haag piept zo veel dat het overlast geeft voor bewoners rond het centrum. 
  • De vliegbelasting moet omhoog, want anders halen we de milieudoelen voor 2040 niet.
  • De dijken langs de Rijn in Utrecht en Noord-Holland zijn niet meer stevig. 



lokaal probleem
internationaal probleem
provinciaal probleem

Slide 17 - Slide

Termen PTO
KERN 14:
Drogredenen




timer
3:00

Slide 18 - Slide

Termen PTO
Drogredenen
een argument dat niet goed onderbouwd is. 

Type 1: Jouw argument telt niet, want jij bent een witte man en de discussie gaat nu over zwarte vrouwen. (persoonlijke aanval)

Type 2: Sinds het verboden is om te appen op te fiets, zijn er minder dodelijke verkeersongevallen geweest. Dus = Appen op de fiets zorgt dus voor veel doden. (onjuiste oorzaak-gevolg). 



Slide 19 - Slide

Woordenschat PTO-2
KERN 16 t/m 20. 

>  Oefen met Drillster functie in KERN.
>> Maak oefenzinnetjes. 

Slide 20 - Slide

Inzichtsvragen toets
(emeritus) 
Goede zin waaruit betekenis blijkt:
De professor was inmiddels met pensioen, dus werd hij tegenwoordig aangesproken met de titel ‘emeritus professor’.

Slide 21 - Slide

Maak een zin met 'Het tikt aan'.

Slide 22 - Open question

Maak een zin met 'de tsunami'.

Slide 23 - Open question

Begrippen (les 12, 13, 14, 17, 18)
  • Standpunt
  • Stelling
  • Argument
  • Weerlegging
  • Feitelijke uitspraak
  • Niet-feitelijke uitspraak
  • Kritische lezer
  • Enkelvoudige argumentatie
  • Meervoudige argumentatie
  • Een debat
  • Een betoog
  • Relevantie: Lokaal, provinciaal, landelijk, internationaal
  • Drogredenen

Slide 24 - Slide

EXIT TICKET:
Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd.

Slide 25 - Open question

EXIT TICKET
Stel 1 vraag over iets wat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 26 - Open question