Meervouden en verkleinwoorden en § 4 Tekstverbanden en signaalwoorden les 8

Planning
Welkom ( 5 minuten) 
C 7 Spelling Blz. 236/237 § 5 Verkleinwoorden (45 minuten)
C 1 Meer dan lezen § 4 Tekstverbanden en signaalwoorden (25 minuten)
Evaluatie les (5 minuten)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Planning
Welkom ( 5 minuten) 
C 7 Spelling Blz. 236/237 § 5 Verkleinwoorden (45 minuten)
C 1 Meer dan lezen § 4 Tekstverbanden en signaalwoorden (25 minuten)
Evaluatie les (5 minuten)

Slide 1 - Slide

Wat leren we vandaag? 
Lesdoel
Ik kan/weet:
  • verkleinwoorden spellen, ook van woorden die eindigen op een klinker

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

-je
- Zelfstandig naamwoorden meestal -je

- de kaas                       het kaasje
- de worst                     het worstje
- het huis                      het huisje



Slide 4 - Slide

-pje
woorden die eindigen op -m

- de boom               het boompje
- de zoom               het zoompje
- het geheim         het geheimpje

Slide 5 - Slide

-tje
- de lepel              het lepeltje
- de stoel              het stoeltje
- het ding              het dingetje

Slide 6 - Slide

-tje
De medeklinker wordt verdubbeld als er een korte klinker is (niet bij alle woorden)

- de ster                    het sterretje
- de pop                    het poppetje

Slide 7 - Slide

-tje
Woorden die eindigen op een lange klinker (a, é, o, u)

- de auto                 het autootje
- de paraplu           het parapluutje
- de logé                  het logeetje

Slide 8 - Slide

-tje
Woorden die eindigen op -i wordt -ietje

- de taxi                 het taxietje
- de ski                   het skietje

Slide 9 - Slide

'tje
Woorden die eindigen op -y en afkortingen

- de baby                 het baby'tje
- de hobby              het hobby'tje
- de usb                   het usb'tje

Slide 10 - Slide

-nkje
Woorden die eindigen op -ng

- de woning                    het woninkje
- de koning                     het koninkje

Slide 11 - Slide

Wat is het verkleinwoord?
het logo

Slide 12 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de sms

Slide 13 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
het paard

Slide 14 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de beloning

Slide 15 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de foto

Slide 16 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de bikini

Slide 17 - Open question

Wat is het verkleinwoord?
de enveloppe/de envelop

Slide 18 - Open question

Aan de slag!
Wat? Maak opd. 3 tm 6  C 7 Spelling Blz. 237  §  5 Verkleinwoorden
Waar? In je schrift/boek
Hoe? Individueel  
Tijd?  5 minuten
Hulp? Overleg (zachtjes) eerst met elkaar, kom je er niet uit, steek je vinger op. 
Klaar?  Kijk het na en verbeter het!
timer
20:00

Slide 19 - Slide

Wat leren we vandaag? 
C 1 Meer dan lezen § 4 Tekstverbanden en signaalwoorden 

Lesdoel
Ik kan/weet:
  • tekstverbanden herkennen aan de hand van de signaalwoorden

Slide 20 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden
Tekstverbanden: Geeft de samenhang tussen woorden en zinnen weer. Zorgt ervoor dat een tekst goed te lezen is. 
(tegenstellend, chronologisch, opsommend en toelichtend - verband)

Signaalwoorden: woorden die jou een signaal geven welk tekstverband aan de orde is. 

Slide 21 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden 
Tegenstellend: maar, daarentegen, hoewel, toch, tegenover
enerzijds, anderzijds, echter ....
Chronologisch: voordat, tijdens, vroeger, aanvankelijk, nadat, later, eerst, daarna ...
Opsommend: en, ook, in de eerste plaats, ten tweede...
Toelichtend: zoals, bijvoorbeeld, dat wil zeggen, onder andere.....

Slide 22 - Slide

Als ik op vakantie ga, pak ik mijn zwembroek, zonnebril en handdoek in.
Signaalwoord:
Tekstverband:

Slide 23 - Open question

Ik ga graag op vakantie naar Italië, maar ik houd niet van pizza's.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband: tegenstelling
C
Tekstverband: chronologisch
D
Tekstverband: voorbeeld

Slide 24 - Quiz

Nadat ik gefietst had, pakte ik een lekker glas drinken.
A
Tekstverband: opsomming
B
Tekstverband : tegenstelling
C
Tekstverband: voorbeeld
D
Tekstverband: chronologisch

Slide 25 - Quiz

Aan de slag!
Wat? Maak opd. 1 blz. 22 C 1 Meer dan lezen  § 4 Tekstverbanden en signaalwoorden 
Waar? In je schrift/boek
Hoe? Klassikaal 
Tijd?  10 minuten
Hulp? Overleg (zachtjes) eerst met elkaar, kom je er niet uit, steek je vinger op. 
Klaar?  Kijk het na en verbeter het!
timer
10:00

Slide 26 - Slide

Evaluatie les 
  1. Wat heb je deze les geleerd?
  2. Wat ging deze les goed?

Slide 27 - Slide