Rekenen 3

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 4,5

Rekenen

Tom heeft 10 tulpen om in de tuin te planten. Hij heeft er al 4 gedaan. Hoeveel tulpen moet hij nog planten?

1. 8
2. 5
3. 6
4. 4

Merel heeft een fiets met 12 versnellingen. Linde heeft er 3 minder. Hoeveel versnellingen heeft Linde?

1. 8
2. 9
3. 10
4. 7

Dylan bakt samen met zijn moeder 20 pannenkoeken. Ze eten er gelijk 5 op. Hoeveel pannenkoeken zijn er nog over?

1. 10
2. 16
3. 17
4. 15

Om een bankje te maken gebruikt de vader van Bas 8 grote en 4 kleine schroeven. Hoeveel schroeven heeft hij gebruikt?

1. 12
2. 11
3. 10
4. 14

Sanne heeft 17 stiften. 1 doosje van 10 stiften en dan nog ... losse stiften

1. 3
2. 5
3. 6
4. 7

Jan heeft 9 euro. Hij koopt een bak kersen voor 4 euro en een zak appels voor 2 euro. Hoeveel euro heeft hij over?

1. 2 euro
2. 3 euro
3. 4 euro
4. 5 euro

Mirjam & Celeste delen 14 dropjes eerlijk. Hoeveel dropjes krijgt ieder?

1. 6
2. 8
3. 7
4. 5

Bij het spel schaken begin je met 16 stukken. Julia is al snel 2 torens en 7 pionnen kwijt. Hoeveel schaakstukken heeft ze nog over?

1. 6
2. 7
3. 8
4. 9

Welk getal is het meest?

1. 16
2. 13
3. 18
4. 9

Albert loopt met zijn hond 11 km, daarna nog 6 km. Hoeveel km heeft hij gelopen?

1. 16
2. 18
3. 14
4. 17

10 kinderen gaan naar een dierentuin. De juf gaat ook mee en 4 moeders. Met hoeveel zijn ze?

1. 14
2. 15
3. 10
4. 16

Carin heeft 4 konijnen. Ze geeft alle konijnen 2 bekertjes voer. Hoeveel bekertjes moet ze pakken?

1. 8
2. 10
3. 6
4. 4

Bij Ray hebben ze 3 konijnen, 4 kippen en 2 geiten. Hoeveel dieren hebben ze thuis?

1. 6
2. 8
3. 10
4. 9