Spelling en grammatica

Terugblik
Theorie
Opdrachten maken
Feedback

1 / 10
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisBeroepsopleiding

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Terugblik
Theorie
Opdrachten maken
Feedback

Slide 1 - Slide

Zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden kunnen op twee manieren voorkomen: in het enkelvoud als het om één persoon of één ding gaat.

Slide 2 - Slide

bijvoorbeeld: Een couplet 
Vijftien coupletten

Slide 3 - Slide

Zelfstandige naamwoorden die in het enkelvoud op -ie eidigen kunnen in het meervoud eindigen op -ieën of iën.
Bijv. melodie wordt melodieën
en 
bacterie wordt bacteriën.

Slide 4 - Slide

Leestekens 
leestekens helpen je om zinnen goed te lezen.
Je plaatst een komma tussen twee persoonsvormen
Bijvoorbeeld: als het meisje zwemt, voelt zij zich gelukkig.

Slide 5 - Slide

Of
Je plaatst een komma bij een opsomming.
Bijvoorbeeld: Francien gaat op vakantie naar Engeland, Frankrijk, Zweden of Italië.

Slide 6 - Slide

Je plaatst een komma ook voor een voegwoord.
Een voegwoord verbindt twee zinnen.
Bijvoorbeeld: Ik wil de Eiffeltoren beklimmen, maar hij is helaas gesloten.

Slide 7 - Slide

Een dubbele punt(:)
een dubbele punt geeft aan dat je even moet pauzeren. Je plaatst een dubbele punt voor een opsomming.
Bijvoorbeeld -  Ik neem veel spullen mee: mijn dagboek, een toilettas, mijn gymschoenen en een trui.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Een verkleinwoord
Een verkleinwoord is een zelfstandig naamwoord waarvan de uitgang aangeeft dat iets of iemand klein is.
Je kunt niet altijd -je, -tje of -etje.
Soms voeg je een klinkere er aan toe.

Slide 10 - Slide