KT1 woordsoorten onderwerp

KT1B woordsoorten
Je hebt al geleerd :

wat een werkwoord is
dat de persoonsvorm ook een werkwoord is

Vandaag: stukje herhaling
+ Onderwerp van een zin vinden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

KT1B woordsoorten
Je hebt al geleerd :

wat een werkwoord is
dat de persoonsvorm ook een werkwoord is

Vandaag: stukje herhaling
+ Onderwerp van een zin vinden

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is een werkwoord.

Als je een zin van tijd verandert, dan zie je wel werkwoord de persoonsvorm is, want die verandert dan ook.

Els is aan het zwemmen.
Els was aan het zwemmen.

Slide 2 - Slide

wat is de persoonsvorm?
Ik ga zo eten.
A
ga
B
eten

Slide 3 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Gister ben ik alleen naar huis gefietst.
A
ben
B
gefietst

Slide 4 - Quiz

noteer de pv
Fabian zou graag eens een ligfiets willen proberen.

Slide 5 - Open question

noteer de persoonsvormen
Jan heeft een week geen mobieltje gebruikt en dat ging best goed.

Slide 6 - Open question

Het onderwerp
Dat is degene die iets doet of is in de zin.

Pieter geeft een bos bloemen aan Anja.

Wie geeft een bos bloemen aan Anja?

Pieter!= onderwerp.

Slide 7 - Slide

Els is ziek.
Wie is ziek?
Els! =onderwerp.

Slide 8 - Slide

Zo vind je het onderwerp:
1. Wie/wat+ alle werkwoorden in de zin.

We hebben gefietst met opa en oma.

Wie/ wat hebben gefietst?

We=onderwerp.

Slide 9 - Slide

2. Onderwerp vinden
Er is nóg een manier om het onderwerp te vinden.

De getalsproef.
Verander de zin van enkelvoud naar meervoud (of andersom) en het onderwerp verandert mee.

Ik ga naar huis met Jan. / We gaan naar huis met Jan.         Ik=ow

Slide 10 - Slide

Wat is het onderwerp?

Hond bijt man.
A
hond
B
bijt
C
man

Slide 11 - Quiz

wat is het onderwerp?
Gisteren zijn we naar het voetballen gaan kijken.
A
Gisteren
B
we
C
voetballen
D
kijken

Slide 12 - Quiz

Noteer het onderwerp :
Heel veel landen kennen een nationale feestdag.

Slide 13 - Open question

Noteer het onderwerp:
Dan vieren ze hun zoveel jarig bestaan.

Slide 14 - Open question

Noteer het onderwerp:
Bij ons zorgt het koningshuis voor een extra feestdag.

Slide 15 - Open question

Hoe vind je de pv?

Slide 16 - Open question

Hoe vind je het onderwerp van een zin? Noem minimaal 1 manier.

Slide 17 - Open question

Je weet nu:
Hoe je de persoonsvorm vindt in een zin.

Hoe je het onderwerp van een zin vindt.

Slide 18 - Slide

Huiswerk:
Maak alle opdrachten van Taalverzorging: onderwerp.

Slide 19 - Slide

Heb je een vraag?
Of wat vind je lastig?

Slide 20 - Mind map