Algemene geneesmiddelenkennis week 41 les 1

Anatomie, Fysiologie en Pathologie 
           Algemene Geneesmiddelen                                        
Week 41, Les 1
Leerjaar 1
Module 1B
1 / 26
next
Slide 1: Slide
KT1 theorieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Anatomie, Fysiologie en Pathologie 
           Algemene Geneesmiddelen                                        
Week 41, Les 1
Leerjaar 1
Module 1B

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lesindeling

-Vooruitblik 
-Theorie geneesmiddelen
-Afronden en huiswerk 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Vooruitblik
  • Vorige week hebben we het gehad over
       infectieziekten
  • Deze week gaan we het hebben over
       de algemene geneesmiddelen,  
       pijn/pijnstilling en recept schrijven 

Slide 3 - Slide

Zijn de opdrachten gelukt?

let op --> niet maken kan een achterstand opleveren! Pak hierin je eigen verantwoordelijkheid.
BOEK

  • Geneesmiddelenkennis:H.12.4, 13.1.1 t/m 13.1.4, 13.2 t/m 13.6

  •    Geneesmiddelenkennis: H. 1 en H. 2 
(niet leren blz. 4 en tabel 2.1 (blz.23)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Geneesmiddelen

Slide 5 - Slide

Wat is een geneesmiddel?
Wat weet je over geneesmiddelen: woordweb maken op bord

genezen, herstellen, voorkomen,
verbeteren, wijzigen van het functioneren van organen bij de mens,
stellen van een diagnose

Slide 6 - Video

Filmpje ter introductie op het onderwerp. Verschillende deelonderwerpen komen deze weken aan bod. Denk aan werking, naamgeving, waar te halen. etc.

Het gaat in deze module nog niet om de werking van aspirine maar wel om werking in het algemeen van diverse gm.
Geneesmiddelen
Geneesmiddelenwet:  Geneesmiddelen zijn stoffen die bestemd zijn om ziekten te genezen of te voorkomen
  • Herstellen/verbeteren/wijzigen van orgaan functioneren
  • Hulp bij stellen van medische diagnose

Register Verpakte Geneesmiddelen (RVG) of het Europese Register (EU) -->  toelatingsnummer (toestemming van de (europese) overheid
  • Medicijn moet werkzaam zijn bij bepaalde ziekte
  • Medicijn is in aanbevolen dosering niet schadelijk

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Verkrijgbaarheid
  1. UR-middelen: Uitsluitend Recept geneesmiddelen

  2. UA-middelen: Uitsluitend Apotheek geneesmiddelen

  3. UAD-middelen: Uitsluitend Apotheek en Drogist geneesmiddelen

  4. AV-middelen: Algemeen verkrijgbare geneesmiddelen (OTC)

Slide 8 - Slide

UR --> uitsluitend voorgeschreven door een arts op recept
AU-middelen --> minder problemen oplevert

Over The Counter ( OTC) zelfzorgmiddelen
Naamgeving
Een medicijn heeft 3 verschillende namen:
  1. Chemische naam: van de chemische stof
  2. Stofnaam/generieke naam: internationaal bekende naam
  3. Merknaam: specialiténaam, 'fantasienaam'


Slide 9 - Slide



Paracetamol is sinds 1893 internationaal op de markt. Het is zonder recept verkrijgbaar onder de merknamen Daro paracetamol vloeibaar voor kinderen, Kinderparacetamol, Panadol, Pinex, Sinaspril-Paracetamol en het merkloze Paracetamol 

Slide 10 - Slide

stofnaam wordt altijd in het klein beschreven
Merk- en stofnaam
  • De huisartsen in Nederland schrijven zo veel mogelijk voor op stofnaam (generieke naam). (preferentiebeleid)

  • Bij een medische noodzaak voor een spécialité schrijft de arts mn op het recept. 

Slide 11 - Slide

Soms worden de prijzen van medicijnen kunstmatig hoog gehouden. Daardoor wordt zorg steeds duurder. Uiteindelijk zorgen duurdere medicijnen voor een hogere premie. Er is een manier bedacht om die prijzen omlaag te krijgen: het preferentiebeleid.

Slide 12 - Link

Ga naar 
https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/


Zoek van de naaste 3  geneesmiddelen (merknamen) de generieke naam op en wat voor soort geneesmiddel het is
  • Losec
  • Primperan
  • Microlax

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Benoem een aantal wijzen waarop je een medicijn kan toedienen?
timer
1:00

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Toedieningswijzen
A .Systemische toediening:
  • Enteraal (oraal, rectaal, sublinguaal)
  • Parenteraal (transdermaal, injectie)
B. Lokale toediening:
  • Lokaal (oog-/oor druppels,  inhalatie, dermaal/cutaan)

Slide 17 - Slide

Systemisch=via de bloedsomloop

enteraal=via maag-/darmstelsel

parenteraal=buiten maag-/darmstelsel om

Lokaal is directe toediening
Geneesmiddelen
Toedieningswegen en toedieningsvormen
  • Oraal: Tabletten, dragees, capsules, sublinguaal, drankjes, druppels
  • Rectaal: Zetpil (suppositorium), klysma
  • Cutaan: Crèmes, zalven, pleisters, gels
  • Slijmvliezen: Spoeling, druppels sprays, crèmes, tabletten
  • Longen: Spray, druppels, inhalatiespray (aerosolen), poederinhalator, inhalatievloeistof
  • Parenteraal: Intraveneus, intramusculair, subcutaan, pleister

Slide 18 - Slide

Voor- en nadelen?

Nadeel van gm in drank: er kan snel bacteriegroei ontstaan (bederf)
Om te onthouden!
Oto = Oor
Ocul(o) = Oog
Rhino = Neus
Guttae = druppels

Wat betekent 'oculoguttae' en  dan?

Slide 19 - Slide

En otoguttae?
En rhinoguttae?
En rhinospray?

Waar let je op bij het toedienen van oogdruppels?
Verschil oogdruppels/oogzalf
Oogdruppels (oculoguttae): Let op hygiëne!
  • Raak druppelaar nooit aan met je handen
  • Één maand houdbaar na openen
  • Houdt traanbuis één minuut dicht

Oogzalf (oculentum): Als sliertje in onderste ooglid
  • Patiënt laten knipperen!
  • Wazig zien -> vooral 's nachts gebruiken

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Behandelingsmethoden
  1. Causale behandeling: Bestrijdt oorzaak van ziekte (bijv. infectie)
  2. Symptomatische behandeling: Bestrijdt alleen klachten of ziekteverschijnselen (bijv. palliatieve behandeling)
  3. Substitutiebehandeling: Vult stoffen aan die het lichaam niet zelf (meer) maakt (bijv. insuline/vitamines/ijzer)
  4. Preventieve/profylactische behandeling: Voorkomt ziekten (bijv. griep)
  5. Diagnostisch gebruik: Vaststellen aard van aandoening (bijv. laxeermiddel bij endoscopie)

Slide 21 - Slide

Palliatieve behandeling is gericht op het verlichten van het lijden van een mens, niet op de genezing (vaak bij mensen die gaan overlijden en bij wie er geen kans op genezing meer is)
Afkorting achter medicatie
  • EC:  Enteric-coated tabletten
      = Tabletten met een speciaal jasje waardoor ze niet in de maag uit een  
          vallen maar pas in de dunne darm

  • SR:  Slow release Retard tabletten.
      = De werking wordt geleidelijk en langzamer afgestaan

Slide 22 - Slide

Voordeel EC: geen maagwandirritatie

Voordeel SR: bij werking medicatie met korte werkingsduur
Na inname wat gebeurt er dan?
Farmacokinetiek: Datgene wat er in het lichaam met een geneesmiddel gebeurt.
  • Absorptie: Opname van werkzame stof in bloedbaan
  • Distributie: Verdeling van werkzame stof door lichaam
  • Metabolisme: Omzetting door het lichaam.
  • Eliminatie/Excretie: 
    Uitscheiding van werkzame stof
     via urine (nieren) en ontlasting
     (lever en darmen)

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

De farmacokinetiek

  • Wat doet ons lichaam nu met ons medicijn?

Excretie=elaminatie

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Risico's van medicijnen
Het gebruiken van medicijnen kan risico’s met zich meebrengen. 
Zoals:

  • Bijwerkingen
  • Cumulatie
  • Interactie of wisselwerking
  • Verslaving
  • Gewenning

Slide 25 - Slide

Cumulatie: 
Wanneer een middel wordt ingenomen voordat de vorige dosis voldoende is afgebroken, kan er ophoping (cumulatie) plaatsvinden
Afronding en huiswerk
Huiswerk:
  • Lees en leer:
Geneesmiddelenkennis:H.12.4, 13.1.1 t/m 13.1.4, 13.2 t/m 13.6
Geneesmiddelenkennis: H. 1 en H. 2 (niet leren blz. 4 en tabel 2.1 (blz.23)

  • Maak in Cum laude van week 41:
Begrippen algemene kennis
Werkboek algemene geneesmiddelenkennis

  • Zorg dat je MBO-leren gemaakt hebt van: --> deadline 7 november 23.00uur (niet compleet is geen deelname toets!)
Vorige week: kinderziekten met vlekjes en introductie pathologie
Deze week: :
 -Pathologie voor het mbo - Extra:           Pathologie Multi morbiditeit onderdeel --> medicatie en Multi morbiditeit

Slide 26 - Slide

This item has no instructions