GGZ - Les 4.2 - Depressieve stoornis

GGZ - Les 4.2 - Depressieve stoornis
1 / 26
next
Slide 1: Slide
GGZMBOStudiejaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

GGZ - Les 4.2 - Depressieve stoornis

Slide 1 - Slide

Verschil hallucinatie en waan. Welke is juist?
A
Hallucinaties zijn dingen verkeerd waarnemen
B
Hallucinaties zijn verkeerde denkbeelden
C
Wanen zijn verkeerde denkbeelden
D
Wanen zijn dingen verkeerd waarnemen

Slide 2 - Quiz

Wat zijn psychoses?

Slide 3 - Open question

Welke soorten psychotische stoornissen hebben wij besproken? Wat weten wij hier nog van?

Slide 4 - Open question

Wat is EE ook alweer?
A
Extreme emoties
B
Expressed emotion

Slide 5 - Quiz

Om goed te begeleiden is het belangrijk om een hoge EE te hebben/veel eigen emoties uitdrukken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Stemming vs. emotie
Emoties zijn gebonden aan situaties
Stemming is van langere duur.
Stemmingsstoornis = psychische aandoening waarbij stemming of emotie ernstig verstoord is/niet passend bij de situatie.

Slide 7 - Slide

Typen
Depressief = zeer somber
Manisch = extreem uitgelaten
Hypomaan = licht manisch
Gemengd = wisselend depressie/manisch

Slide 8 - Slide

Persisterende depressieve stemmingsstoornis duurt...
A
Min. 2 jaar zonder enkele onderbreking
B
Min. 1 jaar zonder enkele onderbreking
C
Min. 2 jaar met onderbrekingen van max. 2 maand.
D
Min 1 jaar met onderbrekingen van max. 1 maand.

Slide 9 - Quiz

Depressieve stoornissen
Let op! Alléén depressieve episoden!

Slide 10 - Slide

Soorten
Recidiverend = Terugkerend
Acuut = reactie op traumatische gebeurtenis
Postnataal = na zwangerschap
Chronisch = langdurig

Slide 11 - Slide

Je kan depressie hebben terwijl je ook nog naar werk/school kan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Licht = Bezigheden kunnen nog, wél beter om te begeleiden om ernstig te vermijden.
Ernstig = Dagelijkse handeling écht verhinderd.

Slide 13 - Slide

Depressie alleen is al een voldoende diagnose en heeft geen verdere uitbouwing nodig.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

A.d.h.v. Kenmerken
Melancholische depressie = Focus op de neerslachtigheid, hierdoor ook andere symptomen.
Psychotische depressie = Depressieve klachten veroorzaken psychotische klachten.
Depressie door lichamelijke stoornis
Depressie door middel

Slide 15 - Slide

Antidepressiva kunnen depressiesymptomen versterken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Diagnose depressie
Intens sombere stemming + Verminderde interesse/plezier + Aanvullende symptomen = Depressieve stoornis.

Slide 17 - Slide

Wat zijn voorbeelden van aanvullende symptomen bij depressieve stoornis?

Slide 18 - Open question

Wat maakt het begeleiden hierin moeilijk?

Slide 19 - Open question

Moeilijkheden
Psychische problemen zijn lastig te herkennen.
Lichamelijke symptomen zijn wél opvallend. Hier moet je wel zicht op houden.
Ook oog voor sociale symptomen.

Slide 20 - Slide

Wat is een veel voorkomend sociaal symptoom bij depressieve stoornis?
A
Veel naar feesten gaan voor afleiding
B
Sociale afsluiting
C
Niets, er zijn haast geen sociale symptomen
D
Doen alsof alles goed gaat

Slide 21 - Quiz

Depressieve stoornis wordt alleen veroorzaakt door heftige situaties zoals het overlijden van geliefden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Wat kunnen nog meer oorzaken zijn?

Slide 23 - Open question

Wat kan jij doen als begeleider?
Inleven
Niet blijven doorpraten over gevoelens.
Activerende maatregelen
Sociaal contact stimuleren
Alert zijn op voeding
Hygiënische verzorging ondersteunen
Alertheid op suïcidaliteit

Slide 24 - Slide

Opdracht: Depressie of niet?
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Casussen nabespreken
Sophie - Depressieve stoornis
Jan - Bipolaire stoornis
Maria - Dementie/depressieve stoornis
Tom - Geen stoornis
Mark - ADHD/Faalangst

Slide 26 - Slide