GGZ - Les 4.3 - Bipolaire stoornis

GGZ - Les 4.3 - Bipolaire stoornis
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

GGZ - Les 4.3 - Bipolaire stoornis

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen een emotie en een stemming
A
Emotie is relatief minder heftig dan een stemming
B
Emotie is situatiegebonden en een stemming niet
C
Emotie is echt, een stemming is in je hoofd
D
Emotie en stemming zijn hetzelfde, alleen een andere naam

Slide 2 - Quiz

Wat is het verschil tussen depressieve episoden en manische episoden?
A
Depressieve episoden zijn heftiger dan manische episoden
B
Manische episoden zijn heftiger dan depressieve episoden
C
Depressieve episoden zijn negatief en manische episoden positief
D
Depressieve episoden zijn somber/lage energie, manische episoden het tegenovergestelde

Slide 3 - Quiz

Welke symptomen zijn VEREIST om een depressie diagnose te krijgen? Welke aanvullend?

Slide 4 - Open question

Bipolaire stoornissen
Afwisseling tussen manische episoden en depressieve episoden.
Tussendoor stabiele perioden mogelijk.
= Manische depressie

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Typen bipolaire stoornissen
Bipolaire-I
Bipolaire-II
Cyclothyme
Gemengde

Slide 7 - Slide

Bipolaire I
Bipolaire II
Cyclothyme
Gemengde
Gemengde episoden aanwezig
Minder ernstig depressief en manisch
Ernstig depressief en hypomaan
Ernstige Manie en Depressie

Slide 8 - Drag question

Wat is niet passend in een manische episode
A
Onvermoeibaar
B
Optimistisch
C
Snel geïrriteerd
D
Gebrek aan zelfvertrouwen

Slide 9 - Quiz

Wat is de grootste oorzaak voor een bipolaire stoornis?
A
Medicatie gebruik
B
Lichamelijke stoornissen
C
Erfelijkheid
D
Alle oorzaken gebeuren evenvaak

Slide 10 - Quiz

Behandeling
1. Medicatie
2. Electroconvulsietherapie
3. Lichttherapie (seizoensgebonden)
4. Psychosociale behandeling - Psycho-educatie, sociaal ritmetherapie en interpersoonlijke therapie.
IP-SRT (Gezonde zelf rouwen)
Psychotherapie (CGT, gedragstherapie, interpersoonlijk)
ACT (mindfulness)

Slide 11 - Slide

Begeleiding
Ken het noodplan (signaleringsplan)
Stemmingsmeter
Beschermen
Stel grenzen
Help overprikkeling voorkomen
Duidelijk ritme
Stimuleer contra-gedrag

Slide 12 - Slide

Contragedrag stimuleren betekent
A
Dat je negatief reageert op de situatie
B
Dat je positief reageert op de situatie
C
Dat je stimuleert om meer naar een stabiele situatie te gaan

Slide 13 - Quiz

Opdracht: Contragedrag stimuleren
Schrijf een casus over iemand die een bipolaire stoornis heeft.
Omschrijf hoe deze persoon zich gedraagt tijdens een manische episode én tijdens een depressieve episode
Schrijf op wat jij zou zeggen tegen deze persoon om contragedrag te stimuleren tijdens een manische episode én tijdens een depressieve episode.

Slide 14 - Slide