9.3 deel 1 - Draaisymmetrie

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

9.3 deel 1

1

2

3

4

5

1

2

3

4

1

Maken en nakijken:

blz. 217 som 23

blz. 218 som Test, 24, 25

Het figuur is....

1. Lijnsymmetrisch
2. Draaisymmetrisch
3. Lijn- en draaisymmetrisch
4. Niet lijn- of draaisymmetrisch

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Het figuur is....

1. Lijnsymmetrisch
2. Draaisymmetrisch
3. Lijn- en draaisymmetrisch
4. Niet lijn- of draaisymmetrisch

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Wat is de
kleinste draaihoek?

1. 45º
2. 90º
3. 180º
4. 360º

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Het figuur is....

1. Lijnsymmetrisch
2. Draaisymmetrisch
3. Lijn- en draaisymmetrisch
4. Niet lijn- of draaisymmetrisch

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Geef het aantal
symmetrie-assen

1. 0
2. 1
3. 2
4. 4

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Wat is de
kleinste draaihoek?

1. 36º
2. 45º
3. 60º
4. 72º

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Het figuur is....

1. Lijnsymmetrisch
2. Draaisymmetrisch
3. Lijn- en draaisymmetrisch
4. Niet lijn- of draaisymmetrisch

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Het figuur is....

1. Lijnsymmetrisch
2. Draaisymmetrisch
3. Lijn- en draaisymmetrisch
4. Niet lijn- of draaisymmetrisch

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Het figuur is....

1. Lijnsymmetrisch
2. Draaisymmetrisch
3. Lijn- en draaisymmetrisch
4. Niet lijn- of draaisymmetrisch

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Geef het aantal
symmetrie-assen

1. 1
2. 3
3. 4
4. 6

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Wat is de
kleinste draaihoek?

1. 45º
2. 90º
3. 180º
4. 360º

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Geef het aantal
symmetrie-assen

1. 1
2. 3
3. 4
4. 5

Benadruk dat optie B en C niet tot het goede antwoord leiden. Daarom moet je gewoon de onhandige originele volgorde gebruiken.

Ga verder met je huiswerk!

Maken en nakijken:

blz. 217 som 23

blz. 218 som Test, 24, 25

blz. 219 som 26, 27

blz. 220 som 29, 30